BasisBijbel

Genesis 8:1-10 BasisBijbel (BB)

1. Maar God was Noach en alle dieren bij hem in de boot niet vergeten. Hij zorgde ervoor dat de wind het water wegblies, zodat het water zakte.

2. Hij sloot de bronnen in de aarde waaruit het water naar boven kolkte. Ook liet Hij het ophouden met regenen.

3. Langzaam maar zeker stroomde het water van de aarde weg. Zo begon na 150 dagen [ (5 maanden) ] het water te zakken.

4. Op de 17e dag van de zevende maand bleef de boot vastzitten op één van de bergtoppen van de Ararat.

5. Het water bleef langzaam zakken. Op de eerste dag van de tiende maand waren de toppen van de bergen weer te zien.

6. Toen er 40 dagen voorbij waren, deed Noach het raam van de boot open.

7. Hij liet een raaf wegvliegen. De raaf bleef heen en weer vliegen totdat de aarde weer droog was.

8. Daarna liet hij een duif wegvliegen, om te zien of het water al helemaal was verdwenen.

9. Maar de duif vond nog nergens een plekje om te gaan zitten en vloog naar Noach terug. Want de hele aarde stond nog onder water. Noach stak zijn hand uit en nam de duif weer terug in de boot.

10. Hij wachtte nog zeven dagen en liet de duif toen weer wegvliegen.