BasisBijbel

Genesis 50:1-11 BasisBijbel (BB)

1. Jozef boog zich huilend over zijn vader heen en kuste hem.

2. Hij gaf de dokters de opdracht om zijn vader te balsemen .

3. Dat duurde 40 dagen. Want zo lang duurt het om iemand te balsemen. De Egyptenaren treurden 70 dagen over hem.

4. Na die 70 dagen zei Jozef tegen de dienaren van het paleis van de Farao: "Wilt u voor mij naar de Farao gaan en zeggen: 'Mijn vader heeft gezegd:

5. 'Ik zal niet lang meer leven. Zweer dat je me zal begraven in het graf dat ik in Kanaän heb uitgehakt.' Wilt u mij nu toestemming geven om mijn vader daar te gaan begraven. Daarna zal ik terugkomen.' "

6. De Farao antwoordde: "Ga en begraaf je vader. Doe wat je hebt gezworen."

7. Toen ging Jozef op reis om zijn vader te begraven. Alle belangrijke dienaren van het paleis van de Farao gingen mee, en alle leiders van Egypte.

8. Ook iedereen die bij Jozef, zijn broers en zijn vader hoorde, ging mee. Alleen de kleine kinderen en het vee lieten ze in Gosen achter.

9. Er ging een groot aantal wagens en ruiters mee. Het was een geweldig grote stoet.

10. Ze kwamen bij de dorsvloer bij Atad, aan de overkant van de Jordaan. Daar hielden ze een grote, plechtige bijeenkomst. Ze treurden er zeven dagen over zijn vader.

11. Toen de Kanaänieten, de bewoners van het land, dat zagen, zeiden ze: "De Egyptenaren moeten wel heel erg verdrietig zijn." Daarom noemden ze die plaats Abel-Mizraïm [ (= 'verdriet van Egypte') ]. Het ligt aan de overkant van de Jordaan.