BasisBijbel

Genesis 49:3-12 BasisBijbel (BB)

3. Ruben, jij bent mijn oudste zoon. Jij bent uit mij geboren toen ik nog jong en sterk was. Je bent de machtigste en de rijkste.

4. Je handelt snel, zonder er over na te denken. Jij zal niet de rechten van oudste zoon krijgen. Want je bent met de vrouw van je vader naar bed geweest. Je hebt mijn huwelijksbed onrein gemaakt, want je hebt met mijn vrouw geslapen.

5. Simeon en Levi zijn duidelijk broers. Ze gebruiken allebei geweld.

6. Ik ben het niet eens met hun plannen. Ik wil er niets mee te maken hebben. In hun woede hebben ze mannen gedood en in hun wraak hebben ze ossen kreupel gemaakt.

7. Hun woede is vervloekt, want die was groot. En hun wraak is vervloekt, want die was wreed. Ik zal hun families verspreiden over de stammen van Israël.

8. Juda, je zal door je broers worden geprezen. Je zal je vijanden overwinnen. Je eigen broers zullen voor je buigen.

9. Je lijkt op een jonge leeuw die na de jacht, als hij zijn prooi heeft opgegeten, op een hoge plaats gaat rusten. Wie zal hem daar durven storen?

10. De koningsstaf zal altijd in zijn hand zijn. Zijn heersersstaf zal altijd regeren, totdat Silo [ (= 'Vredevorst') ] komt. Alle volken zullen hem gehoorzamen.

11. Hij zal zijn ezel aan de wijnstruik binden, het jong van de ezel aan de beste wijnstruik. Hij zal zijn kleren wassen in wijn en zijn mantel in druivensap.

12. Zijn ogen zijn zo donker als wijn en zijn tanden zo wit als melk.