BasisBijbel

Genesis 49:25-33 BasisBijbel (BB)

25. De God van je voorvaders zal je helpen. De Almachtige God zal je zegenen met regen van de hemel boven je en met water in de grond onder je. Hij zal de vrouwen zegenen met kinderen.

26. De zegen die ik je geef, is nog beter dan de zegen die mijn voorvaders mij hebben gegeven. De zegen van je vader is groter dan de eeuwige heuvels hoog zijn. Die zegen zal komen op het hoofd van Jozef, de man die uit zijn broers is uitgekozen.

27. Benjamin lijkt op een verscheurende wolf. 's Morgens verslindt hij zijn prooi, 's avonds verdeelt hij de buit."

28. Dit is wat Israël heeft gezegd over zijn twaalf zoons. Uit hen zijn de twaalf stammen van Israël ontstaan. Hij gaf ieder van hen een eigen zegen.

29. Daarna zei hij tegen hen: "Ik zal binnenkort sterven. Dan moeten jullie mij begraven bij mijn familie in de grot in de akker van de Hetiet Efron.

30. Die grot is in het veld van Machpela, tegenover Mamré in Kanaän. Abraham heeft die akker gekocht van de Hetiet Efron. Hij kocht die omdat hij daar een eigen graf wilde hebben.

31. Daar zijn Abraham en zijn vrouw Sara begraven. Daar zijn ook Izaäk en zijn vrouw Rebekka begraven. En daar heb ik Lea begraven,

32. in het veld met de grot die is gekocht van de Hetieten."

33. Toen Jakob dit gezegd had, trok hij zijn voeten terug op het bed en stierf. (lees verder)