BasisBijbel

Genesis 46:23-34 BasisBijbel (BB)

23. Verder Dan, met zijn zoon Husim.

24. Naftali, met zijn zonen Jahzeël, Guni, Jezer en Sillem.

25. Dat waren de zonen van Bilha. (Bilha was de slavin die Laban aan zijn dochter Rachel gegeven had.) In totaal had Bilha zeven kinderen en kleinkinderen.

26. De hele familie van Jakob die met hem naar Egypte kwam (de vrouwen van Jakobs zonen niet meegeteld), bestond uit 66 mensen.

27. Jozef had in Egypte twee zonen gekregen. Zo bestond de familie van Jakob in totaal uit 70 mensen.

28. Jakob stuurde Juda voor zich uit naar Jozef om hem te zeggen dat ze al vlak bij Gosen waren.

29. Zo kwamen ze in Gosen. Jozef reed met zijn paard en wagen ook naar Gosen, zijn vader Israël tegemoet. Toen hij hem zag, viel hij hem huilend om de hals. Lange tijd omhelsden ze elkaar.

30. Toen zei Israël tegen Jozef: "Nu ik je weer heb gezien en weet dat je nog leeft, kan ik rustig sterven."

31. Jozef zei tegen zijn familie: "Ik zal de Farao vertellen: 'Mijn broers en de hele familie van mijn vader zijn uit Kanaän naar mij toe gekomen.

32. Die mannen zijn schaapherders, want ze zijn veehouders. Ze hebben hun schapen, geiten, koeien en alles wat ze hebben, meegebracht.'

33. De Farao zal jullie misschien laten komen en vragen wat jullie beroep is.

34. Dan moeten jullie zeggen: 'We zijn al ons hele leven schaapherders. Dat waren onze voorvaders ook.' Dan zullen jullie in de streek Gosen mogen wonen. Want Egyptenaren willen niet met schaapherders omgaan: ze vinden hen walgelijk."