BasisBijbel

Genesis 45:16-28 BasisBijbel (BB)

16. De Farao hoorde dat Jozefs broers waren gekomen. Hij en zijn dienaren waren blij voor Jozef.

17. De Farao zei tegen Jozef: "Zeg tegen je broers: 'Laad de zakken graan op jullie dieren en ga naar Kanaän.

18. Haal jullie vader en jullie gezinnen op. Kom dan naar mij toe. Ik zal jullie het beste van Egypte geven. Jullie zullen meer dan genoeg te eten hebben.

19. Ik zal bevel geven dat jullie uit Egypte wagens voor jullie vrouwen en kinderen meekrijgen. Breng jullie vader mee en kom hierheen.

20. Laat gerust al jullie spullen achter. Want jullie zullen het beste van heel Egypte krijgen.' "

21. Zo vertrokken de zonen van Israël. Jozef gaf hun wagens mee, zoals de Farao had bevolen, en eten voor onderweg.

22. Ook gaf hij hun allemaal mooie nieuwe kleren mee. Maar aan Benjamin gaf hij 300 zilverstukken en vijf stel mooie kleren.

23. Bovendien stuurde hij zijn vader tien ezels beladen met de beste producten van Egypte. Ook nog tien ezels beladen met graan en brood en ander voedsel. Dat was voor zijn vader, voor de reis naar Egypte.

24. Toen liet hij zijn broers vertrekken en zei tegen hen: "Maak geen ruzie onderweg."

25. Zo vertrokken ze uit Egypte en kwamen in Kanaän, bij hun vader Jakob.

26. Ze vertelden hem: "Jozef leeft nog en hij is zelfs heerser over heel Egypte." Maar het interesseerde hem niet. Hij geloofde het gewoon niet.

27. Maar ze herhaalden alles wat Jozef tegen hen had gezegd. En ze lieten hem de wagens zien die Jozef had gestuurd om hem mee te nemen. Toen klaarde hij op.

28. En Israël zei: "Het is genoeg. Mijn zoon Jozef leeft nog. Ik zal naar hem toe gaan en hem nog zien voordat ik sterf."