BasisBijbel

Genesis 44:26-34 BasisBijbel (BB)

26. Wij zeiden: 'We kunnen niet gaan. We kunnen alleen maar gaan als onze jongste broer meegaat. Want we mogen niet meer bij die man komen als onze jongste broer niet bij ons is.'

27. Toen zei onze vader tegen ons: 'Jullie weten dat mijn vrouw twee zonen heeft gekregen.

28. De ene is bij mij weggegaan en ik weet zeker dat hij door een wild dier is opgegeten. Ik heb hem nooit meer teruggezien.

29. Als jullie ook deze zoon bij mij weghalen en hem iets overkomt, zal ik sterven van verdriet. En dat is dan jullie schuld!'

30. Heer, ik kan niet bij mijn vader terugkomen zonder de jongen. Hij houdt zoveel van hem!

31. Hij zal sterven van verdriet als hij ziet dat de jongen niet met ons is teruggekomen. En dat zal onze schuld zijn.

32. Ik ben verantwoordelijk voor de jongen. Want ik heb tegen mijn vader gezegd: 'Als ik hem niet bij u terugbreng, hoeft u mij dat nooit meer te vergeven.'

33. Laat daarom alstublieft mij in de plaats van de jongen als uw slaaf achterblijven. Laat de jongen alstublieft met zijn broers vertrekken!

34. Ik kan niet zonder hem naar mijn vader teruggaan! Ik zou het verdriet van mijn vader niet kunnen aanzien."