BasisBijbel

Genesis 42:25-35 BasisBijbel (BB)

25. Jozef gaf bevel de zakken van zijn broers met graan te vullen. Ook zei hij dat het geld waarmee ze hadden betaald, er bovenop gelegd moest worden. Verder liet hij eten voor onderweg meegeven.

26. De broers laadden het graan op de ezels en vertrokken.

27. 's Avonds gingen ze een herberg in om de nacht door te brengen. Eén van hen maakte zijn zak open om zijn ezel te eten te geven. Toen zag hij bovenop het graan het geld liggen.

28. Hij zei tegen zijn broers: "Kijk eens, daar is mijn geld! Het ligt bovenin de zak!" Toen werden ze vreselijk bang. Ze keken elkaar bevend aan. Ze zeiden tegen elkaar: "Wat heeft God ons nu aangedaan?"

29. Ze reisden terug naar hun vader Jakob in Kanaän. Ze vertelden hem wat er allemaal was gebeurd.

30. Ze zeiden: "Die man, de heer van het land, was heel kortaf tegen ons. Hij zei dat we spionnen waren.

31. Toen zeiden we tegen hem: 'Wij zijn eerlijke mensen. We zijn geen spionnen.

32. We waren met z'n twaalven. Twaalf zonen van één vader. Eén broer leeft niet meer, en de jongste is nog bij onze vader in Kanaän.'

33. Toen zei die man tegen ons: 'Jullie moeten bewijzen dat jullie eerlijke mensen zijn. Daarom blijft één van jullie hier. Jullie mogen graan meenemen voor jullie gezinnen en naar huis gaan.

34. Daarna brengen jullie je jongste broer bij mij. Dan weet ik dat jullie geen spionnen zijn, maar eerlijke mensen. Dan geef ik jullie je broer terug en mogen jullie vrij door het land reizen.' "

35. Toen maakten ze hun zakken leeg. En ze ontdekten dat bovenin elke zak, op het graan, de geldzak met hun geld lag. Ze werden bang.