BasisBijbel

Genesis 41:9-17 BasisBijbel (BB)

9. Toen zei de wijnschenker tegen de Farao: "Ik moet opeens denken aan die keer dat ik iets verkeerds gedaan had.

10. U was toen kwaad op mij en de bakker. U liet ons in de gevangenis gooien van het hoofd van de lijfwacht.

11. Op een nacht hadden we allebei een droom, hij en ik. We hadden allebei een eigen droom, met een eigen betekenis.

12. Er was daar ook een Hebreeuwse jongeman, een slaaf van het hoofd van de lijfwacht. We vertelden hem onze dromen en hij zei ons wat ze betekenden.

13. Hij zei dat ik mijn baan zou terugkrijgen en dat de bakker opgehangen zou worden. En dat is ook gebeurd."

14. Toen liet de Farao Jozef halen. Ze haalden hem haastig uit de kerker. Ze schoren hem en gaven hem andere kleren. Toen kwam hij bij de Farao.

15. De Farao zei tegen Jozef: "Ik heb een droom gehad en er is niemand die hem kan uitleggen. Maar ik heb over jou horen zeggen dat als jij een droom hoort, je gelijk kan vertellen wat de droom betekent."

16. Jozef antwoordde de Farao: "Nee, dat kan ik niet. Maar Gód zal u geruststellen."

17. De Farao vertelde Jozef wat hij gedroomd had. "In mijn droom stond ik aan de kant van de rivier.