BasisBijbel

Genesis 41:38-55 BasisBijbel (BB)

38. Daarom zei de Farao tegen zijn dienaren: "Zouden we iemand kunnen vinden die wijzer is dan deze man? Gods Geest woont in hem!"

39. Tegen Jozef zei hij: "Omdat God dit aan jou heeft verteld, is er niemand zo verstandig en wijs als jij.

40. Jij zal de leiding over mijn hele paleis krijgen en mijn hele volk zal jou in alles gehoorzamen. Alleen door de troon zal ik belangrijker zijn dan jij.

41. Maar ik geef jou de leiding over heel Egypte."

42. De Farao deed zijn zegelring af en schoof hem aan Jozefs hand. Hij gaf hem mooie linnen kleren en hing een gouden ketting om zijn hals.

43. Hij liet hem rijden in de op één na mooiste wagen. Er moesten dienaren voor hem uit lopen die riepen: "Buig! Buig!" Zo gaf hij hem de leiding over heel Egypte.

44. De Farao zei tegen Jozef: "Ik ben en blijf de koning. Maar zonder jouw toestemming zal niemand in heel Egypte een vinger bewegen of een voet verzetten."

45. De Farao noemde Jozef voortaan Zafnat Paänea [ (= 'redder van de wereld') ]. Hij liet hem trouwen met Asnat, de dochter van Potifera, de priester van On. En Jozef reisde door heel Egypte.

46. Jozef was 30 jaar toen hij bij de koning van Egypte moest komen. En Jozef vertrok uit het paleis en reisde voor zijn werk door het hele land Egypte.

47. In de zeven jaren van overvloed werden er grote oogsten binnengehaald.

48. In die zeven jaren verzamelde Jozef al het graan in Egypte. Hij bewaarde het in de steden. In alle steden bewaarde hij het graan van de akkers die rondom die steden lagen.

49. De hoeveelheid graan die Jozef verzamelde, was zo ontelbaar als het zand langs de zee. De mensen stopten met het te wegen, want het was zoveel dat het niet meer te wegen was.

50. Voordat de jaren van hongersnood begonnen, kregen Jozef en Asnat, de dochter van Potifera, de priester van On, twee zonen.

51. Jozef noemde zijn eerste zoon Manasse [ (= 'Hij helpt mij vergeten') ]. "Want," zei hij, "God heeft ervoor gezorgd dat ik al mijn verdriet en ellende en mijn familie kon vergeten."

52. Zijn tweede zoon noemde hij Efraïm [ (= 'Hij maakt mij vruchtbaar') ]. "Want," zei hij, "God heeft mijn ellende hier gebruikt voor iets goeds."

53. Toen waren de zeven jaren van overvloed in Egypte voorbij.

54. De zeven jaren van hongersnood begonnen, zoals Jozef gezegd had. In alle landen was hongersnood, maar in heel Egypte was brood.

55. [ Want ] toen iedereen in Egypte honger kreeg en het volk bij de Farao om brood riep, zei de Farao tegen de Egyptenaren: "Ga naar Jozef en doe wat hij zegt."