BasisBijbel

Genesis 41:3-14 BasisBijbel (BB)

3. Maar er kwamen nóg zeven koeien omhoog uit de rivier: magere, lelijke koeien. Ze gingen bij de andere koeien staan die uit de rivier waren gekomen.

4. En de magere, lelijke koeien aten de zeven dikke, mooie koeien op. Toen werd de Farao wakker.

5. Daarna viel hij weer in slaap. Hij kreeg voor de tweede keer een droom. Zeven dikke, mooie koren-aren groeiden uit één stengel.

6. Daarna groeiden er uit diezelfde stengel ook nog zeven dunne aren. Ze waren verdroogd door de hete oostenwind.

7. En de zeven dunne aren aten de zeven dikke, volle aren op. Toen werd de Farao wakker. Het was maar een droom.

8. De volgende morgen was hij erg onrustig over wat hij had gedroomd. Hij liet alle tovenaars en wijze mannen van Egypte komen en vertelde hun zijn dromen. Maar niemand van hen kon de dromen uitleggen.

9. Toen zei de wijnschenker tegen de Farao: "Ik moet opeens denken aan die keer dat ik iets verkeerds gedaan had.

10. U was toen kwaad op mij en de bakker. U liet ons in de gevangenis gooien van het hoofd van de lijfwacht.

11. Op een nacht hadden we allebei een droom, hij en ik. We hadden allebei een eigen droom, met een eigen betekenis.

12. Er was daar ook een Hebreeuwse jongeman, een slaaf van het hoofd van de lijfwacht. We vertelden hem onze dromen en hij zei ons wat ze betekenden.

13. Hij zei dat ik mijn baan zou terugkrijgen en dat de bakker opgehangen zou worden. En dat is ook gebeurd."

14. Toen liet de Farao Jozef halen. Ze haalden hem haastig uit de kerker. Ze schoren hem en gaven hem andere kleren. Toen kwam hij bij de Farao.