BasisBijbel

Genesis 35:15-24 BasisBijbel (BB)

15. Hij noemde de plaats waar God met hem had gesproken Bet-El [ (= 'huis van God') ].

16. Daarna vertrokken ze uit Bet-El. Toen ze vlak bij Efrat waren, kreeg Rachel een baby. De bevalling ging erg moeilijk.

17. Daarom zei de vrouw die haar erbij hielp: "Wees niet bang, want je hebt weer een zoon."

18. Kort na de bevalling stierf Rachel. Maar ze had haar zoon nog een naam kunnen geven. Ze noemde hem Ben-oni [ (= 'zoon van mijn pijn') ]. Maar zijn vader noemde hem Benjamin [ (= 'zoon van mijn rechterhand') ].

19. Zo stierf Rachel. Ze werd begraven langs de weg naar Efrat (dat is Betlehem).

20. Jakob zette op haar graf een steen overeind. Die staat daar nu nog steeds.

21. Daarna brak Israël zijn tenten af en zette ze aan de andere kant van Migdal-Eder weer op.

22. In de tijd dat Israël in dat land woonde, ging [ zijn oudste zoon ] Ruben naar bed met Bilha, één van Israëls bijvrouwen. Maar Israël kwam het te weten.

23. Israël had twaalf zonen.De zonen van Lea waren: Ruben, de oudste zoon van Jakob, verder Simeon, Levi, Juda, Issaschar en Zebulon.

24. De zonen van Rachel waren: Jozef en Benjamin.