BasisBijbel

Genesis 32:21-27 BasisBijbel (BB)

21. Zo gingen zijn knechten met het geschenk voor hem uit. Maar zelf bleef hij die nacht in het tentenkamp.

22. 's Nachts stond hij op en bracht zijn twee vrouwen, zijn twee slavinnen en zijn elf kinderen naar de overkant van de beek de Jabbok.

23. Daarna bracht hij zijn dieren en alles wat hij had naar de overkant.

24. Jakob was als enige nog aan de andere kant van de beek. En Iemand worstelde met hem tot het dag begon te worden.

25. Toen Hij merkte dat Hij Jakob niet kon overwinnen, sloeg Hij hem op zijn heupgewricht. Daardoor schoot het gewricht uit de kom tijdens de worsteling.

26. Toen zei Hij: "Laat Me gaan, want het wordt dag." Maar Jakob zei: "Ik laat U pas los als U mij zegent."

27. De Man vroeg: "Hoe heet je?" Hij antwoordde: "Jakob."