BasisBijbel

Genesis 30:4-14 BasisBijbel (BB)

4. En ze gaf haar slavin Bilha als bijvrouw aan Jakob.

5. Bilha raakte in verwachting en kreeg een zoon.

6. Toen zei Rachel: "God is voor mij opgekomen. Hij heeft mij gehoord en mij een zoon gegeven." Daarom noemde ze hem Dan [ (= 'geoordeeld') ].

7. Bilha, de slavin van Rachel, raakte weer in verwachting en kreeg een tweede zoon.

8. Toen zei Rachel: "Op bovenmenselijke manier heb ik met mijn zus geworsteld en ik heb gewonnen." Daarom noemde ze hem Naftali [ (= 'geworsteld') ].

9. Toen Lea zag dat ze geen kinderen meer kreeg, gaf ze haar slavin Zilpa als bijvrouw aan Jakob.

10. En Zilpa, de slavin van Lea, kreeg een zoon.

11. Toen zei Lea: "Nu zal ik gelukkig zijn." Daarom noemde ze hem Gad [ (= 'geluk') ].

12. Zilpa, de slavin van Lea, kreeg een tweede zoon.

13. Toen zei Lea: "Wat ben ik gelukkig! De vrouwen zullen jaloers zijn op mijn geluk." Daarom noemde ze hem Aser [ (= 'gelukkig') ].

14. Op een keer, in de tijd van de graanoogst, vond Ruben buiten op het veld liefdesappelen. Hij bracht ze naar zijn moeder Lea. Rachel zei tegen Lea: "Mag ik een paar van de liefdesappelen die je van je zoon hebt gekregen?"