BasisBijbel

Genesis 29:6-21 BasisBijbel (BB)

6. Ze zeiden: "Ja." Toen zei hij tegen hen: "Gaat het goed met hem?" Ze antwoordden: "Ja. Kijk, daar komt net zijn dochter Rachel aan met Labans schapen."

7. Toen zei Jakob: "Het is nog klaarlichte dag. Het is nog helemaal geen tijd om de kudden bij elkaar te brengen! Waarom geven jullie de dieren niet te drinken? Dan kunnen jullie ze daarna verder laten grazen!"

8. Maar ze antwoordden: "Dat kan niet. We wachten tot alle kudden bij elkaar gebracht zijn. Dan schuiven we met elkaar de steen van de opening van de put en geven het vee te drinken."

9. Terwijl hij nog met hen stond te praten, kwam Rachel met de schapen van haar vader. Want ze was herderin.

10. Zodra Jakob Rachel aan zag komen met de schapen van zijn oom Laban, liep Jakob naar de put. Hij schoof de steen van de opening en gaf de schapen van Laban te drinken.

11. Toen kuste Jakob huilend Rachel.

12. Hij vertelde haar dat hij familie van Laban was, namelijk de zoon van [ Labans zus ] Rebekka. Ze rende naar huis en vertelde het haar vader.

13. Zodra Laban hoorde dat Jakob, de zoon van zijn zus, was gekomen, rende hij hem tegemoet. Hij omhelsde hem en kuste hem hartelijk en bracht hem naar zijn huis. Jakob vertelde Laban alles wat er gebeurd was.

14. Toen zei Laban tegen hem: "Werkelijk, je bent één van ons."En Jakob bleef een hele maand bij Laban.

15. Toen zei Laban tegen Jakob: "Zou jij, omdat je familie bent, voor mij moeten werken zonder iets te verdienen? Zeg me wat je voor je werk wil hebben."

16. Nu had Laban twee dochters. De oudste heette Lea, de jongste Rachel.

17. Lea had fletse ogen, maar Rachel had een mooi figuur en zag er knap uit.

18. Jakob hield van Rachel. Daarom zei hij: "Ik zal zeven jaar voor je werken, als ik daarna met je jongste dochter Rachel mag trouwen."

19. Laban zei: "Ik kan haar beter aan jou geven dan aan een andere man. Blijf bij mij werken."

20. Daarom werkte Jakob zeven jaar voor Laban om met Rachel te mogen trouwen. Die jaren leken voor hem maar een paar dagen, omdat hij van haar hield.

21. Daarna zei Jakob tegen Laban: "Laat mij nu met je dochter trouwen, want de afgesproken tijd is om."