BasisBijbel

Genesis 29:18-32 BasisBijbel (BB)

18. Jakob hield van Rachel. Daarom zei hij: "Ik zal zeven jaar voor je werken, als ik daarna met je jongste dochter Rachel mag trouwen."

19. Laban zei: "Ik kan haar beter aan jou geven dan aan een andere man. Blijf bij mij werken."

20. Daarom werkte Jakob zeven jaar voor Laban om met Rachel te mogen trouwen. Die jaren leken voor hem maar een paar dagen, omdat hij van haar hield.

21. Daarna zei Jakob tegen Laban: "Laat mij nu met je dochter trouwen, want de afgesproken tijd is om."

22. Laban riep alle mannen van die plaats bij elkaar en hield een feestmaaltijd.

23. Maar 's avonds bracht hij zijn dochter Lea naar Jakob, en Jakob ging met haar naar bed.

24. En Laban gaf aan Lea zijn slavin Zilpa. Zo werd Zilpa de slavin van zijn dochter Lea.

25. De volgende ochtend zag Jakob dat Lea bij hem lag. Toen zei hij tegen Laban: "Wat heb je me aangedaan? Ik heb toch om Rachel voor je gewerkt? Waarom heb je me dan bedrogen?"

26. Toen zei Laban: "Het is hier niet de gewoonte dat de jongste dochter eerder trouwt dan de oudste.

27. Vier je bruiloftsweek met deze vrouw, dan zal ik je daarna ook de andere geven. Maar dan moet je nog eens zeven jaar voor me werken."

28. Dat deed Jakob. Hij vierde de bruiloftsweek met Lea.

29. Daarna gaf Laban hem Rachel als vrouw. En Laban gaf aan Rachel zijn slavin Bilha. Zo werd Bilha de slavin van Rachel.

30. Zo trouwde Jakob dus ook met Rachel. En hij hield van Rachel, maar niet van Lea. En hij werkte nog eens zeven jaar voor Laban.

31. Toen de Heer zag dat Jakob niet van Lea hield, gaf Hij haar kinderen. Maar Rachel kreeg geen kinderen.

32. Lea raakte in verwachting en kreeg een zoon. Ze noemde hem Ruben [ (= 'kijk, een zoon!') ]. Want ze zei: "De Heer heeft mijn ellende gezien. Nú zal mijn man van mij houden."