BasisBijbel

Genesis 29:11-24 BasisBijbel (BB)

11. Toen kuste Jakob huilend Rachel.

12. Hij vertelde haar dat hij familie van Laban was, namelijk de zoon van [ Labans zus ] Rebekka. Ze rende naar huis en vertelde het haar vader.

13. Zodra Laban hoorde dat Jakob, de zoon van zijn zus, was gekomen, rende hij hem tegemoet. Hij omhelsde hem en kuste hem hartelijk en bracht hem naar zijn huis. Jakob vertelde Laban alles wat er gebeurd was.

14. Toen zei Laban tegen hem: "Werkelijk, je bent één van ons."En Jakob bleef een hele maand bij Laban.

15. Toen zei Laban tegen Jakob: "Zou jij, omdat je familie bent, voor mij moeten werken zonder iets te verdienen? Zeg me wat je voor je werk wil hebben."

16. Nu had Laban twee dochters. De oudste heette Lea, de jongste Rachel.

17. Lea had fletse ogen, maar Rachel had een mooi figuur en zag er knap uit.

18. Jakob hield van Rachel. Daarom zei hij: "Ik zal zeven jaar voor je werken, als ik daarna met je jongste dochter Rachel mag trouwen."

19. Laban zei: "Ik kan haar beter aan jou geven dan aan een andere man. Blijf bij mij werken."

20. Daarom werkte Jakob zeven jaar voor Laban om met Rachel te mogen trouwen. Die jaren leken voor hem maar een paar dagen, omdat hij van haar hield.

21. Daarna zei Jakob tegen Laban: "Laat mij nu met je dochter trouwen, want de afgesproken tijd is om."

22. Laban riep alle mannen van die plaats bij elkaar en hield een feestmaaltijd.

23. Maar 's avonds bracht hij zijn dochter Lea naar Jakob, en Jakob ging met haar naar bed.

24. En Laban gaf aan Lea zijn slavin Zilpa. Zo werd Zilpa de slavin van zijn dochter Lea.