BasisBijbel

Genesis 24:12-23 BasisBijbel (BB)

12. Hij bad: "Heer, God van mijn heer Abraham, wilt U ervoor zorgen dat ik vandaag het juiste meisje ontmoet. Wees alstublieft goed voor mijn heer Abraham.

13. Ik sta hier bij de waterbron en de meisjes van de stad komen hier nu water halen.

14. Ik zal tegen één van de meisjes zeggen: 'Wil je mij wat water uit je kruik laten drinken?' Als ze mij dan antwoordt: 'Drink, en ik zal ook uw kamelen te drinken geven,' dan weet ik dat U háár aanwijst als vrouw voor Izaäk. Dan weet ik dat U goed wil zijn voor mijn heer."

15. Hij was nog niet eens uitgesproken, toen Rebekka de stad uit kwam met haar kruik op haar schouder. Rebekka was de dochter van Betuël, die een zoon was van Milka, de vrouw van Abrahams broer Nahor.

16. Ze was een heel mooi meisje. Ze was ongetrouwd en nog met niemand verloofd. Ze liep naar beneden naar de bron, vulde haar kruik en kwam weer naar boven.

17. Toen liep de knecht naar haar toe en zei: "Mag ik een beetje water drinken uit je kruik?"

18. Ze zei: "Drink, heer," liet snel de kruik op haar hand glijden en gaf hem te drinken.

19. Toen hij genoeg had gedronken, zei ze: "Ik zal ook voor uw kamelen water halen, totdat ze genoeg hebben gedronken."

20. Ze goot snel haar kruik leeg in de drinkbak. Daarna liep ze weer naar de put om water te scheppen voor al zijn kamelen.

21. Verwonderd bleef de man zwijgend naar haar staan kijken. Hij vroeg zich af of de Heer inderdaad haar bedoelde of niet.

22. Toen de kamelen klaar waren met drinken, gaf de man haar een gouden oorring die wel een halve sikkel [ (5½ gram) ] woog en twee gouden armbanden die ieder 10 sikkels [ (110 gram) ] wogen.

23. Want hij had gevraagd: "Vertel me eens, wie is je vader? En kunnen we bij hem blijven slapen? Heeft hij daarvoor voldoende plaats?"