BasisBijbel

Genesis 2:7-19 BasisBijbel (BB)

7. Toen de Heer God de hemel en de aarde maakte, maakte Hij ook de mens. Hij maakte hem van het stof van de aarde en blies de levensadem in zijn neus. Zo werd de mens een levend wezen.

8. Ook maakte de Heer God een tuin in Eden [ (= 'prachtig') ], in het Oosten. Daar zette Hij de mens neer die Hij had gemaakt.

9. Ook zorgde de Heer God ervoor dat daar allerlei bomen groeiden. Prachtige bomen met heerlijke vruchten. Midden in de tuin stonden de boom van eeuwig leven en de boom van kennis van goed en kwaad.

10. In de tuin van Eden was de bron van een rivier, die de tuin vochtig hield. Deze rivier splitst zich in vier andere rivieren.

11. De eerste rivier heet de Pison. Hij stroomt om het hele land Havila heen, waar goud wordt gevonden.

12. Dat goud is heel zuiver. Verder vind je daar ook balsemhars en sardonyx .

13. De tweede rivier is de Gihon. Hij stroomt om het hele land Ethiopië heen.

14. De derde rivier is de Hidekel . Hij stroomt naar het oosten van Assur. De vierde rivier is de Eufraat.

15. De Heer God zette de mens in de tuin van Eden, om voor de tuin te zorgen.

16. Hij waarschuwde hem: "Je mag van alle bomen in de tuin eten zoveel je wil.

17. Maar je mag niet eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Want op de dag dat je daarvan eet, zul je sterven."

18. En de Heer God zei: "Het is niet goed dat de mens alleen is. Ik zal iemand maken die bij hem past en die hem kan helpen."

19. De Heer had van het stof van de aarde alle dieren en alle vogels gemaakt. Daarna had Hij ze naar Adam [ (= 'mens' of 'stof') ] gebracht. Want Adam mocht alle dieren namen geven. En zoals Adam de dieren noemen zou, zo zouden ze voortaan heten.