BasisBijbel

Genesis 2:1-12 BasisBijbel (BB)

1. Zo maakte God de hemel en de aarde en alles wat daarop leeft en groeit.

2. Op de zevende dag was alles af en maakte God niets meer. Op de zevende dag rustte God uit van al zijn werk.

3. God zegende de zevende dag en maakte er een heilige dag van, omdat Hij toen uitrustte van het maken van de hemel en de aarde.

4. Zo zijn de hemel en de aarde ontstaan. Zo heeft de Heer God de hemel en de aarde gemaakt.

5. In het begin waren er nog helemaal geen struiken op de aarde. Er groeide zelfs geen gras. Want de Heer God had het nog niet laten regenen. Er was ook nog niemand om de grond te bewerken.

6. Er steeg damp op uit de aarde. Die damp zorgde ervoor dat de grond vochtig bleef.

7. Toen de Heer God de hemel en de aarde maakte, maakte Hij ook de mens. Hij maakte hem van het stof van de aarde en blies de levensadem in zijn neus. Zo werd de mens een levend wezen.

8. Ook maakte de Heer God een tuin in Eden [ (= 'prachtig') ], in het Oosten. Daar zette Hij de mens neer die Hij had gemaakt.

9. Ook zorgde de Heer God ervoor dat daar allerlei bomen groeiden. Prachtige bomen met heerlijke vruchten. Midden in de tuin stonden de boom van eeuwig leven en de boom van kennis van goed en kwaad.

10. In de tuin van Eden was de bron van een rivier, die de tuin vochtig hield. Deze rivier splitst zich in vier andere rivieren.

11. De eerste rivier heet de Pison. Hij stroomt om het hele land Havila heen, waar goud wordt gevonden.

12. Dat goud is heel zuiver. Verder vind je daar ook balsemhars en sardonyx .