BasisBijbel

Genesis 19:22-30 BasisBijbel (BB)

22. Schiet op, vlucht daar maar heen. Want ik zal niets kunnen doen voordat jullie daar zijn aangekomen." Daarom noemen de mensen die stad [ sindsdien ] Zoar [ (= 'klein') ].

23. De zon ging net op toen Lot in Zoar aankwam.

24. Toen liet de Heer zwavel en vuur uit de hemel op Sodom en Gomorra neerregenen.

25. En Hij keerde die steden om, met het hele gebied er omheen, alle bewoners van de twee steden en alle akkers.

26. Maar Lots vrouw, die achter Lot liep, keek om en veranderde in een zoutpilaar.

27. De volgende ochtend ging Abraham al vroeg naar de plaats waar hij met de Heer had gesproken.

28. Hij keek in de richting van de vlakte waar Sodom en Gomorra lagen. Hij zag dat er rook van de aarde opsteeg, als de rook van een oven.

29. Toen God de steden in de vlakte verwoestte, was God niet vergeten wat Hij Abraham had beloofd. Hij dacht aan wat Abraham Hem had gevraagd. Daarom redde Hij Lot toen Hij de steden omkeerde waarin Lot had gewoond.

30. Lot durfde niet in Zoar te blijven. Hij ging met zijn twee dochters in een grot in de bergen wonen.