BasisBijbel

Genesis 19:20-28 BasisBijbel (BB)

20. Kijk, dat stadje daar is dichtbij genoeg om naartoe te vluchten. Dat is maar een klein stadje. Dat kunt u toch wel heel laten? Dan kan ik daarheen vluchten om in leven te blijven."

21. Toen zei de engel tegen hem: "Ik zal ook nu doen wat je vraagt. Ik zal dat stadje niet omkeren.

22. Schiet op, vlucht daar maar heen. Want ik zal niets kunnen doen voordat jullie daar zijn aangekomen." Daarom noemen de mensen die stad [ sindsdien ] Zoar [ (= 'klein') ].

23. De zon ging net op toen Lot in Zoar aankwam.

24. Toen liet de Heer zwavel en vuur uit de hemel op Sodom en Gomorra neerregenen.

25. En Hij keerde die steden om, met het hele gebied er omheen, alle bewoners van de twee steden en alle akkers.

26. Maar Lots vrouw, die achter Lot liep, keek om en veranderde in een zoutpilaar.

27. De volgende ochtend ging Abraham al vroeg naar de plaats waar hij met de Heer had gesproken.

28. Hij keek in de richting van de vlakte waar Sodom en Gomorra lagen. Hij zag dat er rook van de aarde opsteeg, als de rook van een oven.