BasisBijbel

Genesis 14:6-21 BasisBijbel (BB)

6. en de Horieten op hun bergen van Seïr tot aan de Paran-vlakte die aan de rand van de woestijn ligt.

7. Daarna gingen ze terug en kwamen in En-Mispat (dat is Kades). Daar veroverden ze het hele gebied van de Amalekieten en van de Amorieten, die in Hazeron-Tamar woonden.

8. Toen trokken de koningen van Sodom, Gomorra, Adama, Zeboïm en Bela met hun legers naar het Siddim-dal en maakten zich klaar voor de strijd

9. tegen de koningen Kedor-Laomer, Tideal, Amrafel en Arioch. Dus vijf koningen tegen vier.

10. Maar de vijf koningen moesten vluchten. Daarbij kwamen de koning van Sodom en de koning van Gomorra in één van de vele asfaltputten in het Siddim-dal terecht. De drie andere koningen vluchtten naar de bergen.

11. De [ overwinnende ] koningen plunderden Sodom en Gomorra en namen al het vee en al het voedsel mee. Daarna vertrokken ze weer.

12. Ook Lot, de neef van Abram, namen ze mee, met alles wat hij bezat. Lot woonde namelijk in Sodom.

13. Een vluchteling kwam dit aan de Hebreeër Abram vertellen. Abram woonde toen bij de eikenbomen van de Amoriet Mamré. Mamré was de broer van Eskol en Aner. Zij hadden met Abram een verbond gesloten.

14. Toen Abram hoorde dat zijn neef gevangen was meegenomen, bewapende hij zoveel mogelijk van zijn knechten en slaven. Met deze 318 mannen achtervolgde hij de koningen tot aan Dan.

15. 's Nachts viel hij hen van verschillende kanten met zijn mannen aan en versloeg hen. Hij achtervolgde hen tot Hoba, ten noorden van Damaskus.

16. Daarna bracht hij de hele buit en al het vee terug. Ook zijn neef Lot bracht hij terug, met alles wat hij bezat: al zijn vee, zijn vrouwen en de andere mensen die bij hem hoorden en die gevangen meegenomen waren.

17. Toen Abram terugkwam van zijn overwinning op Kedor-Laomer en de andere koningen, kwam de koning van Sodom hem tegemoet in het Schavé-dal (dat is het Koningsdal).

18. Ook Melchizédek, de koning van Salem, kwam Abram tegemoet. Hij gaf hem [ en zijn mannen ] brood en wijn. Melchizédek was een priester van de Allerhoogste God.

19. Hij zegende Abram en zei: "Ik zegen je met de zegen van de Allerhoogste God, de Eigenaar van de hemel en de aarde.

20. En ik dank de Allerhoogste God, die ervoor zorgde dat je al je vijanden hebt overwonnen." Toen gaf Abram aan Melchizédek een tiende deel van de hele buit.

21. De koning van Sodom zei tegen Abram: "Als je mij mijn mensen teruggeeft, mag jij als beloning alle spullen en al het vee houden."