BasisBijbel

Genesis 11:1-12 BasisBijbel (BB)

1. In het begin was er op de hele aarde maar één taal.

2. Toen de mensen naar het oosten trokken, kwamen ze bij een vlakte in het land Sinear. Daar gingen ze wonen.

3. Ze zeiden tegen elkaar: "Laten we van klei bouwstenen bakken." Ze bouwden ermee en metselden ze met asfalt op elkaar.

4. Toen zeiden ze: "Laten we een stad bouwen met een toren waarvan de top tot in de hemel komt. Laten we er zo voor zorgen dat iedereen ontzag voor ons heeft. Dan zullen we niet over de hele aarde verspreid raken."

5. Toen kwam de Heer vanuit de hemel naar de aarde. Hij wilde de stad en de toren bekijken die de mensen aan het bouwen waren.

6. Hij zei: "Ze zijn nu één volk, met één taal. Niets zal onmogelijk voor hen zijn. Dit is nog maar het begin van al hun plannen. Daar zal Ik een eind aan maken.

7. Laten We naar beneden gaan en hun taal in de war maken, zodat ze elkaar niet meer begrijpen."

8. Zo verspreidde de Heer hen vandaar over de hele aarde. Ze stopten met de bouw van de stad.

9. De mensen noemden de stad Babel [ (= 'verwarring') ] omdat de Heer daar de taal van de mensen verward heeft. Zo verspreidde de Heer hen vanuit die stad over de hele aarde.

10. Dit is de familie van Sem.Toen Sem 100 jaar was, kreeg hij een zoon: Arpachsad. Dat was twee jaar na de overstroming.

11. Sem leefde nog 500 jaar nadat Arpachsad was geboren en kreeg nog meer zonen en dochters.

12. Toen Arpachsad 35 jaar was, kreeg hij een zoon: Sela.