BasisBijbel

Genesis 1:7-20 BasisBijbel (BB)

7. Toen verdeelde het water zich in water boven in de lucht en water beneden op de aarde. Zo gebeurde wat Hij zei.

8. Het bovenste deel noemde Hij 'hemel.' Toen werd het avond en weer ochtend: de tweede dag was voorbij.

9. En God zei: "Ik wil dat het water beneden op de aarde naar één plek stroomt, zodat er ook droge grond tevoorschijn komt." Wat Hij zei, gebeurde.

10. De droge grond noemde Hij 'aarde' en het samengestroomde water noemde Hij 'zee.' En God zag dat het goed was.

11. En God zei: "Ik wil dat er uit de aarde gras en allerlei planten en bomen ontstaan. Planten die zaden maken en bomen waar vruchten aan groeien. Alle soorten bomen moeten hun eigen soort vruchten krijgen met zaad er in." Wat Hij zei, gebeurde.

12. Er begon gras op de aarde te groeien en er ontstonden allerlei planten. Elke soort had zijn eigen soort zaad. En de bomen hadden allemaal hun eigen soort vruchten met zaad er in.

13. En God zag dat het goed was. Toen werd het avond en weer ochtend: de derde dag was voorbij.

14. En God zei: "Ik wil dat er lichten aan de hemel komen. Die zullen verschil maken tussen de dag en de nacht. En ze zullen aanwijzingen zijn voor de mensen. Ook zullen ze zorgen voor seizoenen, dagen en jaren.

15. De lichten moeten aan de hemel staan en licht geven op de aarde." Wat Hij zei, gebeurde.

16. God maakte de twee grote lichten. Het grote licht moest overdag schijnen, het kleine licht 's nachts. Ook maakte Hij de sterren.

17. God zette de lichten aan de hemel om licht te geven op de aarde.

18. Ze moesten verschil maken tussen de dag en de nacht, en tussen licht en donker. En God zag dat het goed was.

19. Toen werd het avond en weer ochtend: de vierde dag was voorbij.

20. En God zei: "Ik wil dat het water vol zit met dieren en dat er in de lucht boven de aarde vogels vliegen."