Filippenzen

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4

BasisBijbel

Filippenzen 3 BasisBijbel (BB)

Waarschuwing

1. Maar wat er ook gebeurt, broeders en zusters, wees blij in de Heer! Voor mij is het niet vervelend om jullie dit weer te schrijven. En voor jullie is het goed om het nog een keer te horen.

2. Pas op voor de mensen die de Heer niet werkelijk dienen. Zij doen jullie kwaad met hun verkeerde ideeën. Want ze willen dat jullie je laten besnijden [ omdat ze vinden dat jullie anders niet bij God horen. Maar ] Het heeft helemaal geen zin om je te laten besnijden.

3. Want het helpt ons niet als we in ons lichaam snijden. We zijn pas écht besneden [ en horen dus pas écht bij God, ] als we God door zijn Geest dienen en als we vertrouwen op Jezus Christus [ om gered te worden, ] en niet op ons zelf.

Niet op jezelf vertrouwen

4. Toch zou ik zelf wel een goede reden hebben om op mezelf te vertrouwen. Meer dan wie dan ook.

5. Want ik ben besneden toen ik acht dagen oud was. Ik ben geboren uit het volk Israël, uit de stam van Benjamin. Ik ben dus een echte Jood uit de Joden.

6. Wat betref de Joodse wet: ik hield mij aan wat de Farizeeërs leerden. En omdat ik zo mijn best deed voor God, vervolgde ik de gemeente. Volgens de Joodse wet was ik volmaakt.

7. Maar al die dingen waar ik zo trots op was, vind ik nu waardeloos. Want ze stonden mij in de weg om bij Christus te komen.

8. Ja, ik vind het nu allemaal waardeloos, omdat niets zo kostbaar is als het kennen van mijn Heer Jezus Christus. Voor Hem heb ik het allemaal als troep weggegooid, om Christus te kunnen ontvangen.

9. Want dan zou ik vrijgesproken worden van schuld. Niet doordat ik mij zo goed aan de Joodse wet gehouden had. Maar door mijn geloof in Christus. Want alleen dáárdoor heeft God mij vrijgesproken van schuld.

10. Nu kan ik Hem werkelijk leren kennen. Nu ken ik ook de kracht waardoor Hij uit de dood opstond. En ik kan samen met Hem lijden.

11. Want door één te worden met zijn dood, kan ook ik uit de dood opstaan en leven.

Paulus' doel

12. Ik verbeeld me niet dat ik er al ben, of dat ik al volmaakt ben. Maar ik doe erg mijn best om die volmaaktheid te grijpen. Want dat is het doel waarvoor ík ben gegrepen door Jezus Christus.

13. Broeders en zusters, ik verbeeld me niet dat ik mijn doel al heb bereikt.

14. Maar ik doe maar één ding: ik vergeet wat voorbij is en strek mij uit naar wat nog komen gaat. Ik span mij tot het uiterste in om mijn doel te bereiken. Dat doel is: het winnen van de hemelse prijs die God mij in Jezus Christus zal geven. Ik zal die prijs krijgen als ik de taak af heb die Hij mij heeft gegeven.

15. Dat zouden we allemaal als doel moeten hebben als we geestelijk volwassen zijn. Het kan zijn dat jullie er op één of ander punt nog anders over denken. Maar dan zal God het jullie nog wel duidelijk maken.

16. Maar we moeten in eenheid verder gaan met wat we nu alvast hebben bereikt!

17. Leef allemaal zoals ik, broeders en zusters. Kijk ook goed naar de mensen die dat óók doen. Zij en ik zijn jullie voorbeelden.

18. Want er zijn veel mensen die leven alsof ze vijanden van de gekruisigde Christus zijn. Ik heb jullie dat al eerder gezegd, maar nu zeg ik het ook met tranen in mijn ogen.

19. Met hen zal het uiteindelijk slecht aflopen. Want hun buik is hun god. Ze doen walgelijke dingen. En ze zijn daar nog trots op ook. Ze leven net als de ongelovige mensen.

20. Maar wij zijn bewoners van een Koninkrijk in de hemel. En zo moeten wij ook leven. En daar vandaan verwachten we ook de Heer Jezus Christus als onze Redder.

21. Hij zal ons sterfelijke lichaam veranderen. Het zal dan hetzelfde worden als zijn hemelse lichaam. Dat doet Hij door de kracht waarmee Hij alle dingen aan Zich gehoorzaam maakt.