BasisBijbel

Filippenzen 1:14-29 BasisBijbel (BB)

14. En doordat ik gevangen zit, hebben de meeste broeders en zusters nieuw vertrouwen in de Heer gekregen. [ Ze zijn niet meer bang om in de gevangenis te komen. ] Ze durven zonder vrees het woord van God aan de mensen te vertellen.

15. Sommige mensen vertellen de boodschap van God alleen maar omdat ze er jaloers op zijn hoe God mij gebruikt. [ Ze willen het beter doen dan ik. ] Maar andere mensen doen het met goede bedoelingen.

16. en

17. Zij vertellen uit liefde over Christus, omdat ze weten dat het eigenlijk míjn taak is om het goede nieuws te brengen. Maar die andere mensen vertellen uit eigenbelang over Christus. Ze hebben oneerlijke bedoelingen. Ze willen mij jaloers maken. Ze willen het mij extra moeilijk maken dat ik in de gevangenis zit.

18. Maar wat maakt het uit? Want of het nu met eerlijke of oneerlijke bedoelingen is, het gaat erom dat de mensen het nieuws van Christus te horen krijgen. En daarom ben ik er blij over. En ik zal er ook blij over blijven.

19. Want ik weet dat die blijdschap mij goed zal doen. Ook jullie gebeden en de hulp van de Geest van Jezus Christus helpen mij.

20. Ik verlang en hoop vurig dat ik niets zal doen waarvoor ik mij zal hoeven te schamen. Ik hoop dat ik zoals altijd vol geloof en zonder vrees voor mijn geloof zal durven uitkomen. Ik wil dat Christus altijd de eer zal krijgen. Dat kan zijn door mijn leven, maar dat kan ook zijn door mijn dood.

21. Leven betekent voor mij: leven voor Christus. Maar als ik sterf, betekent dat voor mij nog iets veel beters. [ Want dan ben ik bij de Heer. ]

22. Als ik blijf leven, kan ik werken met goed resultaat. Ik weet niet wat ik liever heb.

23. Alle twee zijn aantrekkelijk: ik wil graag uit dit leven vertrekken om bij Christus te kunnen zijn. Dat is [ voor mij ] het allerbeste.

24. Maar nog blijven leven is beter voor júllie.

25. Daarom vertrouw ik er op dat ik zal blijven leven. Dan kan ik bij jullie zijn. Dan kan ik jullie helpen om verder te groeien in geloof en in blijdschap.

26. Als ik weer bij jullie kan komen, zullen jullie redenen genoeg hebben om God voor mij te danken in Jezus Christus.

27. Maar jullie moeten leven op een manier die past bij het goede nieuws van Christus. Het moet niet uitmaken of ik naar jullie toe kom of dat ik hier blijf. Ik wil van jullie horen dat jullie één zijn met elkaar. En dat jullie je samen inspannen voor het geloof in het goede nieuws.

28. Laat je niet bang maken door de mensen die jullie tegenwerken. Want als jullie niet bang zijn, zal dat die mensen duidelijk maken dat zíj verloren gaan. Maar voor jullie zal het een teken zijn dat God júllie heeft gered.

29. Want God is goed voor jullie geweest. Hij heeft jullie niet alleen de kracht gegeven om in Christus te kunnen geloven. Hij heeft jullie óók de kracht gegeven om voor Hem te kunnen lijden.