BasisBijbel

Ezra 8:8-24 BasisBijbel (BB)

8. Uit de familie van Sefatja: Zebadja, de zoon van Michaël, met 80 mannen.

9. Uit de familie van Joab: Obadja, de zoon van Jehiël, met 218 mannen.

10. Uit de familie van Bani: Selomit, de zoon van Josifja, met 160 mannen.

11. Uit de familie van Bebai: Zacharia, de zoon van Bebai, met 28 mannen.

12. Uit de familie van Azgad: Johanan, de zoon van Katan, met 110 mannen.

13. Uit de familie van Adonikam: Elifelet, Jehiël, en Semaja. Maar zij gingen pas later. Zij kwamen met 60 mannen.

14. Uit de familie van Bigvai: Utai en Zabbud, met 70 mannen.

15. We verzamelden ons bij de rivier die naar Ahava stroomt. Daar bleven we drie dagen. Toen ontdekte ik dat er wel priesters waren, maar helemaal geen Levieten .

16. Daarom liet ik de familiehoofden Eliëzer, Ariël, Semaja, Elnatan, Jarib, Elnatan, Natan, Zacharja en Mesullam komen, samen met de wetgeleerden Jojarib en Elnatan.

17. Ik stuurde hen naar Iddo, het hoofd van de Levieten in de plaats Kasifja. Ze moesten hem en de tempelknechten vragen of ze ons mensen voor de tempel van onze God wilden sturen.

18. En omdat God met ons was, stuurde hij ons een verstandige Leviet uit de familie van Mali, die een zoon was van Levi, die een zoon was van Jakob. Dat was Serebja. Hij kwam samen met zijn zonen en broers, in totaal 18 mannen.

19. Verder kwamen Hasabja en Jesaja, uit de familie van Merari, met hun broers en zonen: 20 mannen.

20. Verder stuurde hij ons 220 tempelknechten, met name opgenoemd (Koning David had vroeger bepaald dat de Levieten bij hun werk moesten worden geholpen door tempelknechten).

21. Daar bij de rivier de Ahava zei ik tegen iedereen dat ze niet moesten eten. Zo moesten ze zich klaarmaken voor onze God. Ook wilde ik dat ze onze God zouden smeken om een goede reis voor ons, onze kinderen en onze spullen.

22. Want ik had de koning niet willen vragen om een leger dat ons onderweg tegen vijanden zou beschermen. We hadden tegen de koning gezegd: "Onze God beschermt iedereen die van Hem houdt, maar Hij straft de mensen die Hem niet gehoorzamen."

23. Daarom aten we niet en smeekten we onze God om ons een veilige reis te geven. En Hij deed wat wij Hem gebeden hadden.

24. Daarna koos ik twaalf priesters uit: Serebja, Hasabja en nog tien anderen.