BasisBijbel

Ezra 8:30-35 BasisBijbel (BB)

30. De [ twaalf ] priesters en de Levieten namen het zilver en goud en de voorwerpen aan. Ze brachten het naar Jeruzalem, naar de tempel van onze God.

31. Op de twaalfde dag van de eerste maand vertrokken we van de rivier de Ahava naar Jeruzalem. Onze God was met ons. Hij beschermde ons tegen vijanden en rovers.

32. Zo kwamen we in Jeruzalem. Daar rustten we drie dagen uit van de reis.

33. Op de vierde dag brachten we het zilver, het goud en de voorwerpen naar de tempel van onze God. Daar werd alles opnieuw gewogen om het gewicht te controleren. Dit gebeurde onder toezicht van de priester Meremot de zoon van Uria, Eleazar de zoon van Pinehas, en twee Levieten, namelijk Jozabad de zoon van Jozua, en Noadja de zoon van Binnuï.

34. Er werd precies opgeschreven hoeveel alles woog en hoeveel er van alles was.

35. Toen brachten de mensen die uit Babel teruggekomen waren brand-offers aan de God van Israël: twaalf stieren voor het hele volk van Israël, 96 mannetjes-schapen, 77 lammetjes en twaalf mannetjes-geiten. Daarmee vroegen ze om vergeving voor de ongehoorzaamheid van Israël. Alles werd als brand-offer aan de Heer geofferd.