BasisBijbel

Ezra 8:22-32 BasisBijbel (BB)

22. Want ik had de koning niet willen vragen om een leger dat ons onderweg tegen vijanden zou beschermen. We hadden tegen de koning gezegd: "Onze God beschermt iedereen die van Hem houdt, maar Hij straft de mensen die Hem niet gehoorzamen."

23. Daarom aten we niet en smeekten we onze God om ons een veilige reis te geven. En Hij deed wat wij Hem gebeden hadden.

24. Daarna koos ik twaalf priesters uit: Serebja, Hasabja en nog tien anderen.

25. Ik woog voor hen het zilver en het goud af. Ook de voorwerpen die de koning, zijn raadgevers en de Judeeërs in het land voor de tempel van onze God hadden gegeven.

26. Ik gaf hun: 650 talenten [ (23.400 kilo) ] zilver, voorwerpen van zilver die samen 100 talenten [ (3600 kilo) ] wogen, 100 talenten [ (3600 kilo) ] goud,

27. 20 gouden bekers die samen een waarde van 1000 Perzische goudstukken hadden, en twee voorwerpen van prachtig glanzend koper, zo kostbaar als goud.

28. En ik zei tegen hen: "Net zoals het jullie taak is om de Heer te dienen, zo zullen ook deze voorwerpen en het goud en zilver de Heer dienen. Het is een vrijwillig gegeven geschenk voor de Heer, de God van jullie voorouders.

29. Bewaar het, totdat jullie het in Jeruzalem kunnen afgeven aan de leiders van de priesters en de Levieten. Dan kunnen zij het opbergen in de schatkamers van de tempel van de Heer. Bewaak het goed."

30. De [ twaalf ] priesters en de Levieten namen het zilver en goud en de voorwerpen aan. Ze brachten het naar Jeruzalem, naar de tempel van onze God.

31. Op de twaalfde dag van de eerste maand vertrokken we van de rivier de Ahava naar Jeruzalem. Onze God was met ons. Hij beschermde ons tegen vijanden en rovers.

32. Zo kwamen we in Jeruzalem. Daar rustten we drie dagen uit van de reis.