Ezra

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10

BasisBijbel

Ezra 9 BasisBijbel (BB)

De huwelijken van de Levieten

1. Toen dit allemaal was gebeurd, kwamen de leiders van het volk mij zeggen: "Het volk Israël, de priesters en de Levieten zijn niet apart blijven leven van de mensen van de andere volken in de omgeving hier: de Kanaänieten, Hetieten, Perezieten, Jebusieten, Ammonieten, Moabieten, Egyptenaren en Amorieten. Ze hebben meegedaan met het aanbidden van hun goden.

2. Dat komt doordat de mannen trouwden met meisjes van die volken. Zo is het volk dat God voor Zichzelf had uitgekozen, vermengd geraakt met de volken uit de omgeving hier. Het is zelfs zo dat de leiders van het volk daarmee begonnen zijn."

Ezra's gebed

3. Toen ik dit hoorde, scheurde ik mijn kleren [ als teken van verdriet ]. Ik trok de haren uit mijn hoofd en baard. Geschokt zat ik op de grond.

4. De mensen die diep ontzag hadden voor het woord van God, kwamen naar mij toe toen ze dit hoorden. Ik bleef zwijgend op de grond zitten, tot de tijd dat het avond-offer wordt gebracht.

5. Toen knielde ik in mijn gescheurde kleren op de grond. Ik stak mijn handen op naar mijn Heer God en zei:

6. "Mijn God, ik schaam me zó diep, dat ik niet naar U omhoog durf te kijken. Want al onze verkeerde daden stapelen zich op tot aan de hemel. We zijn heel erg schuldig.

7. Vanaf de tijd van onze ouders tot nu toe rust er een zware schuld op ons. Want we zijn U ongehoorzaam geweest. Daarom heeft U ons, onze koningen en onze priesters in de macht gegeven van de koningen van de landen om ons heen. Velen van ons zijn gedood, gevangen genomen, geplunderd of vernederd.

8. Sinds kort bent U weer goed voor ons geweest. U heeft een klein deel van ons grote volk toch nog teruggebracht naar ons land. Zo heeft U ons weer een klein beetje hoop gegeven in onze slavernij.

9. Want we zijn nog wel slaven [ van de koning van Perzië ], maar U heeft ons niet in de steek gelaten. Onze God, U heeft ervoor gezorgd dat de koning van Perzië naar ons heeft willen luisteren. Dankzij U vond hij het goed dat wij uw tempel weer zouden herbouwen uit de puinhopen. Ook mochten we weer achter veilige muren wonen in Juda en Jeruzalem.

10. Maar wat moeten we nu zeggen, onze God? Want we zijn U niet gehoorzaam geweest.

11. We hebben ons niet gehouden aan de wet die U ons door uw profeten had gegeven. U had ons gezegd: 'Het land dat jullie zullen gaan veroveren, is bedorven. Dat komt doordat de volken die er woonden vreselijke dingen deden voor hun goden.

12. Daarom mogen jullie je dochters niet laten trouwen met de zonen van die volken. En jullie mogen je zonen niet laten trouwen met de meisjes van die volken. Sluit geen vriendschap met hen, en geen enkel verbond. Dan zullen jullie machtig worden. Jullie zullen altijd goede oogsten hebben. En jullie zullen voor altijd in dat land wonen.'

13. Maar we hebben U niet gehoorzaamd. Daarom zijn ons al deze rampen overkomen. Want wij waren heel erg schuldig. Toch heeft U ons niet eens zo zwaar gestraft als we hadden verdiend. Want U heeft ons niet helemaal vernietigd. U heeft een klein deel laten overblijven.

14. Maar nu zijn we U alwéér ongehoorzaam! Want ons volk is getrouwd met vrouwen van andere volken! U had ons in uw woede allemaal kunnen doden.

15. Toch heeft U dat niet gedaan, Heer, God van Israël, ook al hadden we dat verdiend. U heeft een aantal van ons in leven gelaten. Nu staan wij hier voor U. Schuldig. Eigenlijk zouden we zo niet eens bij U kunnen komen."