BasisBijbel

Ezechiël 8:1-4 BasisBijbel (BB)

1. Het was in het zesde jaar [ dat we als gevangenen in Babylonië woonden ], op de vijfde dag van de zesde maand en ik zat in mijn huis. De leiders van Juda zaten vóór mij. Toen kwam de Geest van God over mij.

2. Ik zag plotseling Iemand staan die van vuur leek te zijn. Vanaf zijn middel naar boven en vanaf zijn middel naar beneden leek het alsof Hij van vuur was. Dat vuur had een stralende gloed, als van gloeiendheet metaal.

3. Hij stak iets uit dat op een hand leek. Met die hand greep Hij mij bij mijn haar. Het was alsof ik tussen hemel en aarde zweefde toen de Geest mijn geest meenam naar Jeruzalem. Ik stond bij de deur van de poort aan de noordkant van het binnenste tempelplein. Aan de noordkant van het binnenplein, bij de poort waar ik was, stond de stoel waarop [ vroeger ] een afgodsbeeld had gezeten. Met dat afgodsbeeld hadden ze de Heer zwaar beledigd.

4. En plotseling zag ik de stralende aanwezigheid van de God van Israël. Ik zag Hem zoals ik Hem al eerder had gezien, in het dal bij de rivier.