BasisBijbel

Ezechiël 47:1-6 BasisBijbel (BB)

1. Toen bracht de man mij terug naar de ingang van het tempelhuis. En ik zag opeens dat er water onder de drempel vandaan stroomde. Het stroomde als een beek naar het oosten. Want de voorkant van het tempelhuis stond in de richting van het oosten. Het water stroomde naar beneden en liep aan de zuidkant van het altaar de grond in.

2. Toen bracht hij mij naar de poort aan de noordkant. Hij nam mij door de poort mee naar buiten en bracht mij buitenom naar de poort aan de oostkant. Daar zag ik hoe het water aan de zuidkant van de oostpoort tevoorschijn kwam en naar buiten kolkte.

3. De man liep naar het oosten. Hij had een meetlint in zijn hand. Hij meette 1000 el [ (530 meter) ] af en liet mij daar door het water lopen. Het kwam tot aan mijn enkels.

4. Toen meette hij weer 1000 el en liet mij door het water lopen. Het water kwam tot aan mijn knieën. Toen meette hij weer 1000 el. Het water kwam tot aan mijn middel.

5. Hij meette nog eens 1000 el. Nu was het water een rivier geworden waarin ik niet meer lopen kon. Want het water was zó diep, dat je er alleen maar in zou kunnen zwemmen. Lopen kon niet meer.

6. Toen zei hij tegen mij: "Heb je het gezien, mensenzoon?" Daarna bracht hij mij terug naar de oever van de rivier.