BasisBijbel

Ezechiël 46:15-23 BasisBijbel (BB)

15. Elke ochtend moet er dus een vrouwtjes-schaap, meel en olijf-olie als brand-offer geofferd worden."

16. [ De Heer zei: ] "Dit zegt de Heer: Als de koning aan één van zijn zonen een stuk grond geeft, dan zal dat voortaan van die zoon zijn. Alles wat hij aan zijn zonen geeft, zal voortaan hun eigendom zijn.

17. Maar als hij een stuk grond aan een dienaar geeft, moet die dienaar dat in het Jubeljaar weer aan de koning teruggeven. Want het is van de koning en is de erfenis van zijn zonen.

18. Maar de koning mag niets afnemen van de grond van het volk. Hij mag niemand van het volk wegjagen en die grond aan zijn zonen geven. Hij mag alleen zijn eigen grond aan zijn zonen als erfenis geven. Want niemand van het volk mag van zijn eigen grond worden weggejaagd."

19. Toen bracht de man mij naar de ingang naast de poort. Dat was de ingang naar de kamers voor de priesters aan de noordkant van het tempelhuis. Aan de westkant van die kamers was een open ruimte.

20. De man zei: "Dat is de plaats waar de priesters de vergevings-offers koken. Ook bakken ze daar de meel-offers. Want ze mogen die niet over het buitenplein dragen. Want het volk mag niet in de buurt komen van iets wat van Mij is."

21. Daarna bracht hij mij naar het buitenplein en liep met mij langs elk van de vier hoeken van het buitenplein.

22. In elke hoek van het buitenplein was een afgesloten ruimte van 40 el [ (21,2 meter) ] lang en 30 el [ (15,9 meter) ] breed. Alle vier hadden dezelfde afmetingen.

23. Bij alle vier waren rondom plaatsen aangelegd voor kookvuren. Die plaatsen lagen iets lager dan de omgeving. De man zei: "Dit zijn de keukens waar de dienaren van de tempel de vlees-offers van het volk koken."