BasisBijbel

Ezechiël 37:3-21 BasisBijbel (BB)

3. De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, kunnen deze botten weer levend worden?"

4. Ik zei: "Heer, alleen U weet dat." Toen zei Hij tegen mij: "Profeteer tegen deze botten: Luister, verdroogde botten, naar wat de Heer zegt.

5. Dit zegt de Heer tegen jullie: Ik blaas weer leven in jullie. Ik maak jullie weer levend.

6. Ik zal jullie weer bedekken met spieren, vlees en huid. En Ik zal weer leven in jullie blazen, zodat jullie weer levend worden. Dan zullen jullie beseffen dat Ik de Heer ben."

7. Ik profeteerde dit tegen de botten, zoals de Heer mij had gezegd. Terwijl ik tegen de botten sprak, hoorde ik een gerommel. Ik zag dat de botten begonnen te bewegen! Botten die bij elkaar hoorden, kwamen bij elkaar en vormden geraamten.

8. Ik bleef kijken en zag dat er spieren, vlees en huid op kwamen. Maar er was nog geen leven in.

9. Toen zei de Heer tegen mij: "Profeteer tegen de levensgeest, mensenzoon. Zeg: Dit zegt de Heer: Kom uit de vier windrichtingen, levensgeest, en blaas in deze doden. Dan zullen ze weer levend worden."

10. Ik profeteerde dit, zoals Hij mij had bevolen. En de levensgeest kwam in hen. Ze werden weer levend en stonden op. Het was een geweldig grote menigte.

11. Daarna zei de Heer tegen mij: "Het volk Israël is als deze botten. Ze zeggen: 'We voelen ons dood en verdroogd. Al onze hoop is verdwenen. Het is afgelopen met ons.'

12. Profeteer nu tegen hen: Dit zegt de Heer: Let op! Ik open jullie graven en zal jullie uit je graf laten opstaan. Mijn volk, Ik zal jullie terugbrengen naar het land Israël.

13. Mijn volk, Ik zal jullie graven openmaken en jullie eruit halen. Dan zullen jullie beseffen dat Ik de Heer ben.

14. Ik zal mijn Geest in jullie blazen, zodat jullie weer levend worden. En Ik zal jullie weer naar je land brengen. Jullie zullen beseffen dat Ik doe wat Ik heb gezegd."

15. De Heer zei tegen mij:

16. "Mensenzoon, neem twee stukken hout. Schrijf op het ene stuk: 'Voor [ het koninkrijk ] Juda en de stammen van Israël die daarbij horen.' En schrijf op het andere stuk: 'Voor [ het koninkrijk ] Israël en de stammen van Israël die daarbij horen.'

17. Houd de stukken hout dan zó in je hand, dat ze één geheel worden.

18. De mensen zullen aan je vragen: 'Wil je ons uitleggen wat je daarmee bedoelt?'

19. Antwoord dan: Dit zegt de Heer: Ik neem het stuk hout van Efraïm (de zoon van Jozef) en de stammen van Israël die daarbij horen, en Ik maak het één geheel met het stuk hout van Juda. Zo zullen ze samen één geheel in mijn hand zijn.

20. Houd die twee stukken hout waarop je geschreven hebt, in je hand en laat de mensen ze zien.

21. Zeg dan tegen hen: Dit zegt de Heer: Ik haal de Israëlieten op uit de landen waar ze zijn gaan wonen. Ik zal hen van overal verzamelen en naar hun eigen land brengen.