BasisBijbel

Ezechiël 36:2-16 BasisBijbel (BB)

2. De Heer zegt: Jullie vijanden hebben van jullie gezegd: 'Ha! Eindelijk hebben we jullie veroverd! De eeuwige bergen zijn van ons!'

3. Daarom zegt de Heer: Bergen van Israël, het is waar dat jullie van alle kanten verwoest en leeggeroofd worden. Het is waar dat jullie veroverd worden door andere volken. Het is waar dat andere volken jullie beledigen en uitlachen.

4. Al je bergen, heuvels, beken, puinhopen en verlaten steden zijn leeggeroofd door het overblijfsel van andere volken. Ze worden door hen uitgelachen en beledigd. Luister daarom, bergen van Israël, naar wat de Heer zegt!

5. Omdat dit allemaal gebeurd is, ben Ik woedend geworden op het overblijfsel van de andere volken en op Edom. Want in hun haat en hebzucht hebben zij mijn land veroverd en helemaal leeggeroofd. Ze hebben gejuicht over de buit.

6. Daarom zeg Ik tegen het land van Israël en tegen de bergen en de heuvels, de beken en de dalen: Dit zegt de Heer: Ik ben woedend over wat zij met jullie hebben gedaan! Ik ben er woedend over dat jullie zó door de volken zijn vernederd.

7. Daarom zweer Ik bij Mijzelf dat de landen om je heen gestraft zullen worden voor wat ze jou hebben aangedaan. Ze zullen zelf vernederd worden.

8. Maar, bergen van Israël, jullie bomen zullen weer vol zijn met bladeren en vruchten. Want je bewoners komen eraan!

9. Ik ben bij jullie en zal weer voor jullie zorgen. Er zal weer op jullie gezaaid worden en jullie grond zal weer bewerkt worden.

10. Er zullen weer veel mensen in je land komen wonen. Het hele volk Israël zal terugkomen. De steden zullen weer herbouwd en bewoond worden.

11. De bevolking zal groeien en zal veel vee hebben. Jullie zullen weer bewoond zijn en Ik zal net als vroeger weer voor je bewoners zorgen. En het zal nog beter met hen gaan dan vroeger.

12. Mijn volk Israël zal weer op je bergen wandelen. Mijn volk Israël zal het land weer in bezit krijgen. Het zal hun eigen land zijn en ze zullen niet meer meegenomen worden naar andere landen.

13. Dit zegt de Heer: De mensen zeggen van jou, Israël, dat jij je eigen bevolking opeet en dat je je eigen bevolking berooft van kinderen.

14. Maar je zal geen mensen meer eten en je zal je bevolking niet meer beroven van kinderen, zegt de Heer.

15. Je zal niet meer door de andere volken beledigd en uitgelachen worden. Jullie zullen niet meer struikelen, zegt de Heer."

16. De Heer zei tegen mij: