BasisBijbel

Ezechiël 36:14-25 BasisBijbel (BB)

14. Maar je zal geen mensen meer eten en je zal je bevolking niet meer beroven van kinderen, zegt de Heer.

15. Je zal niet meer door de andere volken beledigd en uitgelachen worden. Jullie zullen niet meer struikelen, zegt de Heer."

16. De Heer zei tegen mij:

17. "Mensenzoon, toen het volk Israël nog in zijn eigen land woonde, heeft het zijn eigen land bedorven met de slechte dingen die ze deden. Ze bedierven het met bloed.

18. Ze bedierven het met bloed van onschuldige mensen en met hun offers aan de afgoden. Daar heb Ik hen voor gestraft.

19. Ik heb hen weggejaagd naar andere volken. Zo zijn ze over allerlei landen verspreid geraakt. Ik heb hen gestraft voor de dingen die ze hadden gedaan.

20. En overal waar ze kwamen, hebben ze Mij voor schut gezet. Want de mensen zeiden: 'Dat is het volk van de Heer, maar toch moesten ze weg uit hun land. [ Hij kon hen niet beschermen. ]'

21. Daarom moest Ik Zelf voor mijn eer opkomen. Want zij besmeurden die. Daarom zal Ik hen redden, ook al verdienen ze dat niet.

22. Zeg daarom tegen het volk Israël: Dit zegt de Heer: Wat Ik ga doen, doe Ik niet voor júllie. Nee, Ik doe het om de volken te laten zien wie Ik ben. Want júllie hebben Mij bij hen voor schut gezet.

23. Maar Ik zal laten zien wie Ik ben. Ik zal laten zien dat Ik de heilige God ben, Ík die door júllie voor schut gezet ben. Dan zullen de volken beseffen dat Ik de Heer ben.

24. Daarom zal Ik jullie uit alle volken ophalen en uit alle landen verzamelen. En Ik zal jullie naar je eigen land terugbrengen.

25. Ik zal jullie met schoon water besprenkelen en jullie schoonwassen. Ik zal alle slechtheid en alle afgoderij van jullie afwassen.