BasisBijbel

Ezechiël 36:11-29 BasisBijbel (BB)

11. De bevolking zal groeien en zal veel vee hebben. Jullie zullen weer bewoond zijn en Ik zal net als vroeger weer voor je bewoners zorgen. En het zal nog beter met hen gaan dan vroeger.

12. Mijn volk Israël zal weer op je bergen wandelen. Mijn volk Israël zal het land weer in bezit krijgen. Het zal hun eigen land zijn en ze zullen niet meer meegenomen worden naar andere landen.

13. Dit zegt de Heer: De mensen zeggen van jou, Israël, dat jij je eigen bevolking opeet en dat je je eigen bevolking berooft van kinderen.

14. Maar je zal geen mensen meer eten en je zal je bevolking niet meer beroven van kinderen, zegt de Heer.

15. Je zal niet meer door de andere volken beledigd en uitgelachen worden. Jullie zullen niet meer struikelen, zegt de Heer."

16. De Heer zei tegen mij:

17. "Mensenzoon, toen het volk Israël nog in zijn eigen land woonde, heeft het zijn eigen land bedorven met de slechte dingen die ze deden. Ze bedierven het met bloed.

18. Ze bedierven het met bloed van onschuldige mensen en met hun offers aan de afgoden. Daar heb Ik hen voor gestraft.

19. Ik heb hen weggejaagd naar andere volken. Zo zijn ze over allerlei landen verspreid geraakt. Ik heb hen gestraft voor de dingen die ze hadden gedaan.

20. En overal waar ze kwamen, hebben ze Mij voor schut gezet. Want de mensen zeiden: 'Dat is het volk van de Heer, maar toch moesten ze weg uit hun land. [ Hij kon hen niet beschermen. ]'

21. Daarom moest Ik Zelf voor mijn eer opkomen. Want zij besmeurden die. Daarom zal Ik hen redden, ook al verdienen ze dat niet.

22. Zeg daarom tegen het volk Israël: Dit zegt de Heer: Wat Ik ga doen, doe Ik niet voor júllie. Nee, Ik doe het om de volken te laten zien wie Ik ben. Want júllie hebben Mij bij hen voor schut gezet.

23. Maar Ik zal laten zien wie Ik ben. Ik zal laten zien dat Ik de heilige God ben, Ík die door júllie voor schut gezet ben. Dan zullen de volken beseffen dat Ik de Heer ben.

24. Daarom zal Ik jullie uit alle volken ophalen en uit alle landen verzamelen. En Ik zal jullie naar je eigen land terugbrengen.

25. Ik zal jullie met schoon water besprenkelen en jullie schoonwassen. Ik zal alle slechtheid en alle afgoderij van jullie afwassen.

26. Ik zal jullie een nieuw hart geven. Ik zal een nieuwe geest in jullie leggen. Jullie eigen hart, dat zo hard en zo koud is als steen, zal Ik uit jullie weghalen. En dan zal Ik jullie een warm, zacht hart geven.

27. Ik zal mijn Geest in jullie binnenste leggen. Dan zullen jullie leven zoals Ik het wil. Jullie zullen je aan mijn wetten en leefregels houden.

28. Jullie zullen in het land wonen dat Ik aan jullie voorouders heb gegeven. Jullie zullen mijn volk zijn en Ik zal jullie God zijn.

29. Ik zal al het vuil van jullie afwassen. En Ik zal roepen tot het graan. Daardoor zal er zoveel graan in jullie land groeien, dat jullie nooit meer honger hoeven te hebben.