BasisBijbel

Ezechiël 32:1-4 BasisBijbel (BB)

1. In het twaalfde jaar [ dat we als gevangenen in Babylonië woonden, ] zei de Heer op de eerste dag van de twaalfde maand tegen mij:

2. "Mensenzoon, zing dit treurlied over de Farao: Farao, u vindt uzelf een machtig koning, een leeuw van de volken.Maar u bent een riviermonster: waar u liep, borrelde het water,het water golfde en werd troebel en vuil.

3. Daarom zegt de Heer: Ik vang u in mijn vangnet.Een grote menigte zal u op de kant trekken.Ze halen u op met mijn net.

4. Ik zal u op de kant neergooien en in het veld smijten.Daar laat Ik u liggen voor de vogels en de wilde dieren.Ze eten zich vol aan u.