BasisBijbel

Ezechiël 30:20-25 BasisBijbel (BB)

20. In het elfde jaar [ dat we als gevangenen in Babylonië woonden, ] zei de Heer op de zevende dag van de eerste maand tegen mij:

21. "Mensenzoon, Ik heb de arm van de koning van Egypte gebroken. Zijn arm zal niet verbonden worden en niet meer genezen. Hij zal nooit meer sterk genoeg worden om een zwaard te grijpen.

22. Ik ben de vijand van de koning van Egypte. Daarom breek Ik zijn beide armen, ook de gezonde arm, zodat zijn zwaard hem uit de handen zal vallen.

23. Ik zal de Egyptenaren uit elkaar jagen en verspreiden over andere landen.

24. Maar de armen van de koning van Babel zal Ik sterk maken. Ik zal hem mijn zwaard in de hand geven. Maar de armen van de Farao zal Ik breken. Hij zal kreunen en kermen voor de koning van Babel, zoals iemand die dodelijk gewond is.

25. Ja, de armen van de koning van Babel maak Ik sterk. Maar de armen van de koning van Egypte zullen krachteloos langs zijn lichaam hangen. Ik geef de koning van Babel mijn zwaard om Egypte te veroveren. Dan zullen de Egyptenaren beseffen dat Ik de Heer ben.