BasisBijbel

Ezechiël 30:11-21 BasisBijbel (BB)

11. Hij en zijn volk zijn de wreedste van alle volken. Ik zal hem sturen om het land te verwoesten. Hij zal met zijn legers naar Egypte komen en overal de bewoners doden.

12. Ik zal de rivierarmen van de Nijl laten opdrogen. Ik zal het hele land in de macht van wrede mensen geven. Ik zal alles in het land laten verwoesten door vreemdelingen. Ik, de Heer, zal doen wat Ik heb gezegd.

13. Dit zegt de Heer: Ik zal hun walgelijke goden vernietigen. Ik zal een einde maken aan die namaak-goden uit Nof . Egypte zal geen koning meer hebben. Iedereen in het land zal bang zijn.

14. Ik zal Patros [ (= Zuid-Egypte) ] verwoesten. De hoofdstad Zoan zal Ik in brand steken. De stad No [ (= Thebe) ] zal Ik straffen.

15. De burcht van Sin zal Ik vernietigen. De bewoners van No zal Ik doden.

16. In heel Egypte zal het oorlog zijn. De stad Sin zal hevig pijn lijden. In de muren van No zullen gaten geslagen worden zodat de stad wordt veroverd. De bewoners van Nof zullen alle dagen bang zijn.

17. De jongemannen van Aven [ (= On) ] en Pi-Beset zullen worden gedood of gevangen meegenomen worden.

18. Voor de stad Tachpanes zal het een zwarte dag zijn wanneer Ik Egypte zijn macht afneem. Want het hele leger zal daar vernietigd worden. Het zal een donkere dag zijn, want alle bewoners van Tachpanes zullen gevangen meegenomen worden.

19. Zo zal Ik Egypte straffen. Heel Egypte zal beseffen dat Ik de Heer ben."

20. In het elfde jaar [ dat we als gevangenen in Babylonië woonden, ] zei de Heer op de zevende dag van de eerste maand tegen mij:

21. "Mensenzoon, Ik heb de arm van de koning van Egypte gebroken. Zijn arm zal niet verbonden worden en niet meer genezen. Hij zal nooit meer sterk genoeg worden om een zwaard te grijpen.