BasisBijbel

Ezechiël 29:6-18 BasisBijbel (BB)

6. En de bewoners van Egypte zullen beseffen dat Ik de Heer ben.

7. Israël verwachtte steun van u, maar werd door u bedrogen. Want u bent als een rieten wandelstok: als iemand daarop leunt, breekt hij en gaat dwars door zijn hand. En hij die er op leunde, valt. Israël kreeg geen enkele hulp van u en moest zichzelf zien te redden.

8. Daarom zal Ik u straffen. Ik zal in heel Egypte alle mensen en dieren doden door het zwaard.

9. Het hele land zal veranderen in een wildernis, een woestijn. Zo zult u beseffen dat Ik de Heer ben. Omdat u beweert dat de rivier van u is en dat u die zelf gemaakt heeft, zal Ik u straffen.

10. Ik zal u, uw rivier, ja, heel Egypte veranderen in een dorre woestijn, vanaf Migdol [ in het noorden ] tot aan Syëne aan de grens met Ethiopië [ in het zuiden ].

11. Er zal geen mens meer komen. Er zal zelfs geen dier meer rondlopen. Het land zal 40 jaar lang onbewoond blijven.

12. Ik zal Egypte volkomen verwoesten. Het zal 40 jaar lang verwoest liggen. En de Egyptenaren zal Ik wegjagen naar andere landen.

13. De Heer zegt: Na die 40 jaar zal Ik de Egyptenaren weer verzamelen uit de landen waarheen ze waren verjaagd.

14. Ik zal een einde maken aan hun gevangenschap. Ik zal hen laten teruggaan naar Patros [ (= Zuid-Egypte) ], het land waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen. Daar zullen ze weer een koninkrijk worden, maar zonder enige macht.

15. Het zal minder macht hebben dan alle andere landen. Ik zal het zó machteloos maken, dat het nooit meer over andere volken zal heersen.

16. Dan zal Israël niet meer aan Egypte om hulp vragen. Israël zal niet opnieuw de fout maken op Egypte te vertrouwen in plaats van op Mij. Israël zal beseffen dat Ik de Heer ben."

17. In het 27e jaar [ dat we als gevangenen in Babylonië woonden, ] zei de Heer op de eerste dag van de eerste maand tegen mij:

18. "Mensenzoon, koning Nebukadnezar van Babel heeft een zware oorlog gevoerd tegen Tyrus. Zijn soldaten hebben zó hard gewerkt, dat hun hoofden kaal zijn geworden [ van hun helm ] en hun schouders ontveld zijn [ van hun pantser ]. Maar die oorlog heeft hem geen buit opgeleverd.