BasisBijbel

Ezechiël 29:11-19 BasisBijbel (BB)

11. Er zal geen mens meer komen. Er zal zelfs geen dier meer rondlopen. Het land zal 40 jaar lang onbewoond blijven.

12. Ik zal Egypte volkomen verwoesten. Het zal 40 jaar lang verwoest liggen. En de Egyptenaren zal Ik wegjagen naar andere landen.

13. De Heer zegt: Na die 40 jaar zal Ik de Egyptenaren weer verzamelen uit de landen waarheen ze waren verjaagd.

14. Ik zal een einde maken aan hun gevangenschap. Ik zal hen laten teruggaan naar Patros [ (= Zuid-Egypte) ], het land waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen. Daar zullen ze weer een koninkrijk worden, maar zonder enige macht.

15. Het zal minder macht hebben dan alle andere landen. Ik zal het zó machteloos maken, dat het nooit meer over andere volken zal heersen.

16. Dan zal Israël niet meer aan Egypte om hulp vragen. Israël zal niet opnieuw de fout maken op Egypte te vertrouwen in plaats van op Mij. Israël zal beseffen dat Ik de Heer ben."

17. In het 27e jaar [ dat we als gevangenen in Babylonië woonden, ] zei de Heer op de eerste dag van de eerste maand tegen mij:

18. "Mensenzoon, koning Nebukadnezar van Babel heeft een zware oorlog gevoerd tegen Tyrus. Zijn soldaten hebben zó hard gewerkt, dat hun hoofden kaal zijn geworden [ van hun helm ] en hun schouders ontveld zijn [ van hun pantser ]. Maar die oorlog heeft hem geen buit opgeleverd.

19. Daarom, zegt de Heer, zal Ik hem Egypte geven. Hij mag uit Egypte alle rijkdommen meenemen. Hij mag het helemaal plunderen. Dat zal het loon zijn voor hem en zijn leger.