BasisBijbel

Ezechiël 26:1-3 BasisBijbel (BB)

1. In het elfde jaar [ dat we als gevangenen in Babylonië woonden, ] zei de Heer op de eerste dag van de maand tegen mij:

2. "Mensenzoon, de bewoners van Tyrus juichten toen Jeruzalem werd verwoest. Ze zeiden: 'Ha, de stad waarmee alle volken handel dreven, is vernietigd! Nu zullen alle handelaren naar óns toe komen. Wat zullen we rijk worden nu Jeruzalem is verwoest!'

3. Daarom zal Ik je straffen, Tyrus, zegt de Heer. Ik zal een groot aantal volken op je afsturen. Ze zullen als de golven van een woeste zee over je heen slaan.