BasisBijbel

Ezechiël 20:11-28 BasisBijbel (BB)

11. Daar gaf Ik hun mijn wetten en leefregels – wie zich daaraan houdt, zal daardoor leven.

12. Ook gaf Ik hun de heilige rustdagen [ en mijn feesten ]. Daardoor zouden ze onthouden dat ze mijn volk waren.

13. Maar ze waren in de woestijn ongehoorzaam aan Mij. Ze hielden zich niet aan mijn wetten en leefregels – wie zich daaraan houdt, zal daardoor leven. Ze hielden zich ook niet aan mijn heilige rustdagen [ en mijn feesten ]. Daarom wilde Ik hen toen eigenlijk voor straf in de woestijn vernietigen.

14. Maar dat heb Ik niet gedaan, vanwege mijn eigen eer. Ik wilde dat de volken zouden zien dat IK BEN [ wie Ik zeg dat Ik ben ]. Ik wilde niet dat ze zouden denken dat Ik niet doe wat Ik heb beloofd. Want ze hadden gezien hoe Ik mijn volk uit Egypte had gered.

15. Daarom doodde Ik het volk niet. Maar Ik zwoer hun dat Ik hen niet naar het beloofde land zou brengen, naar dat prachtige, vruchtbare land, het mooiste land op aarde.

16. Want ze hielden zich niet aan mijn wetten en leefregels en niet aan mijn heilige rustdagen [ en mijn feesten ]. Ze vertrouwden liever op hun afgoden.

17. Maar Ik had medelijden met hen. Daarom vernietigde Ik hen niet. Ik maakte geen einde aan hen in de woestijn.

18. Toen zei Ik in de woestijn tegen hun kinderen: 'Houd je niet aan de wetten en leefregels van jullie ouders. Houd je niet bezig met hun walgelijke afgoden.

19. Ík ben jullie Heer God. Houd je aan míjn wetten en leefregels.

20. Houd je aan mijn heilige rustdagen [ en mijn feesten ]. Daaraan kunnen jullie onthouden dat Ik jullie Heer God ben.'

21. Maar ook zij waren Mij ongehoorzaam. Ze hielden zich niet aan mijn wetten en leefregels – wie zich daaraan houdt, zal daardoor leven. Ze hielden zich niet aan mijn heilige rustdagen [ en mijn feesten ]. Daarom wilde Ik hen eigenlijk in de woestijn al straffen.

22. Maar Ik deed het niet, vanwege mijn eigen eer. Want Ik wilde dat de volken zouden zien dat Ik doe wat Ik heb beloofd. Want ze hadden gezien hoe Ik mijn volk uit Egypte had bevrijd.

23. Maar Ik zwoer de Israëlieten in de woestijn dat Ik hen uit elkaar zou jagen. Dat Ik hen zou verspreiden over andere volken in andere landen.

24. Dat was hun straf omdat ze zich niet aan mijn wetten en leefregels en aan mijn heilige rustdagen [ en mijn feesten ] hielden. Ze vertrouwden liever op die walgelijke afgoden van hun ouders.

25. En Ik liet hen hun gang gaan met wetten die niet goed waren, en met leefregels waardoor ze níet zouden leven.

26. Ik liet hen hun gang gaan met hun offers aan afgoden. Ik hield ouders niet tegen als ze hun eerste kind als brandoffer aan de afgoden gingen offeren. Zo wilde Ik hun angst aanjagen, zodat ze zouden beseffen dat Ik de Heer ben.

27. Mensenzoon, zeg daarom tegen het volk Israël: Dit zegt de Heer: Jullie voorouders hebben Mij diep beledigd met hun ontrouw aan Mij.

28. Want toen Ik hen naar het beloofde land had gebracht, vertrouwden ze liever op andere goden. Ze brachten daaraan offers op elke hoge heuvel en onder elke grote boom. Ze offerden daar hun wierook en wijn.