BasisBijbel

Ezechiël 10:8-22 BasisBijbel (BB)

8. De hemelse wezens hadden onder hun vleugels iets wat op mensenhanden leek.

9. Ik zag vier wielen naast de hemelse wezens: naast elk wezen een wiel. De wielen leken op turkoois.

10. De vier wielen zagen er allemaal hetzelfde uit. Het leek alsof er binnen elk wiel nóg een wiel was.

11. Ze konden elke kant opgaan, zonder zich om te keren. De wielen volgden de richting van het voorste wiel, zonder zich om te keren.

12. Het lichaam van de hemelse wezens – hun rug, handen en vleugels – en de wielen waren rondom vol ogen. Elk wezen had een eigen wiel.

13. Ik hoorde dat de wielen "Wervelwiel" werden genoemd.

14. Elk wezen had vier gezichten. Het eerste gezicht was dat van een engel. Het tweede het gezicht van een mens. Het derde het gezicht van een leeuw. En het vierde het gezicht van een adelaar.

15. Het waren dezelfde wezens die ik bij de rivier de Kebar had gezien. Toen stegen de hemelse wezens op.

16. Als de wezens gingen, gingen de wielen naast hen mee. Als ze hun vleugels uitsloegen om op te stijgen boven de aarde, gingen de wielen met hen mee.

17. Als de wezens stilhielden, stonden ook de wielen stil. Als de engelen opstegen, stegen ook de wielen op. Want de geest van de wezens was ook in de wielen.

18. Toen vertrok de stralende aanwezigheid van de Heer van de ingang van de tempel en ging boven de hemelse wezens staan.

19. De wezens sloegen hun vleugels uit en ik zag hen van de grond opstijgen. De wielen gingen met hen mee. Bij de ingang van de Oostpoort van de tempel hielden ze stil. De stralende aanwezigheid van de God van Israël was boven hen.

20. Ja, het waren dezelfde wezens die ik gezien had onder de God van Israël bij de rivier de Kebar. Ik begreep nu dat het engelen waren.

21. Elke engel had vier gezichten, vier vleugels en onder zijn vleugels iets wat op mensenhanden leek.

22. Hun gezichten waren hetzelfde als de gezichten die ik bij de Kebar had gezien. Het waren dezelfde wezens: ze waren het zelf. Ze gingen ieder recht voor zich uit.