Ezechiël

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48

BasisBijbel

Ezechiël 45 BasisBijbel (BB)

1. [ De Heer zei: ] "Jullie moeten het land verdelen onder het volk Israël, door er over te loten. Jullie moeten ook een deel van het land aan Mij geven: een stuk van 25.000 el [ (13,25 km) ] lang en 20.000 el [ (10,6 km) ] breed. Dit hele stuk zal voor Mij zijn.

Het gebied rond de tempel

2. Van dat stuk grond is een vierkant stuk van 500 el [ (265 m) ] breed en 500 el lang voor de bouw van de tempel. Er moet aan alle kanten een vrij stuk grond omheen zijn van 50 el [ (26,5 m) ].

3. Meet een strook grond af van 25.000 el [ (13,25 km) ] lang en 10.000 el [ (5,3 km) ] breed. In dat gebied zal de tempel met daarin de allerheiligste kamer worden gebouwd.

4. Het zal een heilig gebied zijn. Daar mogen de priesters wonen die Mij mogen dienen in de tempel. Daar mogen ze hun huizen bouwen.

5. Het andere stuk van 25.000 el [ (13,25 km) ] lang en 10.000 el [ (5,3 km) ] breed is de plaats waar de andere Levieten mogen wonen. Ze zullen er 20 kamers hebben.

6. Naast het gebied dat voor Mij is, komt een gebied van 5000 el [ (2,65 km) ] breed en 25.000 el [ (13,25 km) ] lang. Daarin komt een stad waar de andere Israëlieten mogen wonen.

7. De koning krijgt het gebied aan de westkant van de tempel en de stad, tot aan de westgrens van zijn land. Ook het gebied aan de oostkant van de tempel en de stad, tot aan de oostgrens van zijn land. Die twee gebieden zullen zijn eigen grondgebied zijn. De lengte van zijn gebied is net zo groot als van de gebieden die de verschillende stammen gekregen hebben.

8. Dat gebied zal zijn eigendom zijn."

9. [ De Heer zei: ] "En de koningen zullen het volk niet langer onderdrukken. Ze moeten het land aan de stammen van Israël geven. Dit zegt de Heer: Koningen van Israël, jullie hebben lang genoeg met geweld over het land geheerst! Het is afgelopen met het onderdrukken van het volk! Heers voortaan eerlijk en rechtvaardig!

Rechten en plichten van de koningen van Israël

10. Iedereen moet zuivere weegschalen gebruiken en zuivere maatbekers.

11. Eén efa moet een tiende deel van een homer zijn, en één bat moet een tiende deel van een homer zijn. De homer is de standaardmaat.

12. Ook de gewichten moeten zuiver zijn: 20 gera is 1 sikkel [ (11 gram) ]. En 20 sikkels plus 25 sikkels plus 15 sikkels is 1 mine.

13. De Israëlieten zijn verplicht het volgende [ aan hun koning ] te geven: van elke homer graan moeten ze 1/60 deel [ aan de koning ] geven.

14. Van elke kor olijf-olie moeten ze 1/100 deel [ aan de koning ] geven. Daarbij moeten ze een bat als maatbeker gebruiken: 1 bat is 1/10 van een homer [ en ook 1/10 van een kor ].

15. Verder moeten ze één schaap of geit per 200 dieren geven uit het waterrijke land van Israël.Dit is allemaal voor de meel-offers, brand-offers en dank-offers, waarmee de koning aan de Heer om vergeving zal vragen voor het volk, zegt de Heer.

16. Iedereen in het land is verplicht dit aan de koning te geven.

17. De koning is verplicht om de volgende offers te brengen. Hij moet de brand-offers, meel-offers en wijn-offers brengen op de feestdagen, op de eerste dag van de maand en op de heilige rustdagen. Hij moet de vergevings-offers, meel-offers, brand-offers en dank-offers brengen, zodat heel Israël vergeving zal krijgen."

18. [ De Heer zei: ] "Dit zegt de Heer: Op de eerste dag van de eerste maand moeten jullie een gezonde jonge stier offeren. Het is een vergevings-offer voor wat er in de tempel verkeerd gedaan is.

De offers voor de feesten

19. De priester moet wat bloed van die stier nemen en aan de deurposten van het tempelhuis strijken, aan de vier hoeken van de opstaande rand van het altaar, en aan de deurposten van de poort naar het binnenplein.

20. Hetzelfde moet gebeuren op de zevende dag van de maand. Zo wordt de tempel gereinigd van de dingen die de mensen verkeerd hebben gedaan. Zo wordt de tempel voor Mij gereinigd.

21. Op de 14e dag van de eerste maand moeten jullie het Paasfeest vieren. Tijdens de zeven dagen van het feest mogen jullie alleen ongegist brood eten.

22. Op die dag moet de koning voor zichzelf en voor het hele volk een stier geven voor het offer, om vergeving te krijgen.

23. Tijdens de zeven dagen van het feest moet hij elke dag zeven gezonde stieren en zeven gezonde mannetjes-schapen en een mannetjes-geit geven voor het brand-offer.

24. En als meel-offer moet hij elke dag bij elke stier en bij elk mannetjes-schaap 1 efa [ (22 liter) ] meel en 1 hin [ (3,7 liter) ] olijf-olie geven.

25. Ook op de 15e dag van de zevende maand moet hij op het feest voor de offers zorgen. Zeven dagen lang moeten dezelfde offers gebracht worden als op het Paasfeest, met evenveel dieren, meel en olijf-olie.