BasisBijbel

Exodus 9:28-35 BasisBijbel (BB)

28. Bid tot de Heer dat Hij het onweer en de hagel doet ophouden. Dit is te erg. Dan zal ik jullie laten gaan. Jullie hoeven niet langer te blijven."

29. Mozes zei tegen hem: "Zodra ik buiten de stad ben, zal ik tot de Heer bidden. Het onweer zal ophouden en het zal niet meer hagelen. Dan zult u toegeven dat de aarde van de Heer is.

30. Maar ik weet dat u en uw dienaren nog steeds geen ontzag hebben voor de Heer God."

31. (Het vlas en de gerst waren door de hagel platgeslagen, want de gerst had al aren en het vlas stond net in bloei.

32. Maar de tarwe en de spelt waren niet platgeslagen, want die groeien later.)

33. Mozes ging bij de Farao weg. Hij ging de stad uit, stak zijn handen op naar de Heer en bad tot Hem. Toen hield het zware onweer op en de hagel en de stortregen stopten.

34. Maar toen de Farao zag dat de regen, de hagel en het zware onweer waren opgehouden, veranderde hij weer gedachten.

35. Hij en zijn dienaren bleven koppig. Hij liet de Israëlieten niet gaan – zoals de Heer al door Mozes gezegd had.