BasisBijbel

Exodus 8:24-32 BasisBijbel (BB)

24. En de Heer deed dit. Er kwamen grote aantallen van allerlei ongedierte in het huis van de Farao en van zijn dienaren en in heel Egypte. In het hele land ontstond veel schade door het ongedierte.

25. Toen liet de Farao Mozes en Aäron komen en zei: "Ga maar aan jullie God offeren, hier in dit land."

26. Maar Mozes zei: "Dat is onmogelijk. We willen aan onze Heer God dieren offeren die voor de Egyptenaren heilig zijn. Als de Egyptenaren ons die dieren zien slachten, zullen ze ons doden.

27. Nee, we willen drie dagen ver de woestijn in reizen. Daar zullen we aan onze Heer God de offers brengen die Hij ons dan noemen zal."

28. Toen zei de Farao: "Ik zal jullie laten gaan. Jullie mogen aan jullie Heer God offers gaan brengen in de woestijn. Maar jullie mogen niet te ver weggaan. En bid voor mij."

29. Toen zei Mozes: "Ik ga nu bij u weg en zal tot de Heer bidden. Morgen zal al het ongedierte weg zijn. Maar u mag ons niet langer bedriegen. Houd het volk niet langer tegen om aan de Heer offers te gaan brengen."

30. Toen ging Mozes bij de Farao weg en bad tot de Heer.

31. De Heer deed wat Mozes Hem vroeg. Overal verdween het ongedierte. Er bleef niets van over.

32. Toch bleef de Farao ook deze keer koppig en liet het volk niet gaan.