BasisBijbel

Exodus 7:8-17 BasisBijbel (BB)

8. De Heer zei tegen Mozes en Aäron:

9. "Als de Farao tegen jullie zegt: 'Doe eens een wonder [ om te bewijzen dat God jullie echt gestuurd heeft ]!' dan moet je tegen Aäron zeggen: 'Neem je staf en gooi die bij de Farao op de grond.' De staf zal in een slang veranderen."

10. Mozes en Aäron gingen naar de Farao en deden wat de Heer had gezegd. Aäron gooide zijn staf op de grond, terwijl de Farao en zijn dienaren toekeken. De staf veranderde in een slang.

11. Toen riep de Farao de Egyptische geleerden en tovenaars. Zij deden door hun toverkunsten hetzelfde.

12. Ze gooiden allemaal hun staf op de grond en elke staf veranderde in een slang. Maar de staf van Aäron at de andere slangen op.

13. Maar de Farao bleef koppig en wilde niet luisteren – zoals de Heer ook gezegd had.

14. De Heer zei tegen Mozes: "De Farao blijft koppig. Hij weigert het volk te laten vertrekken.

15. Ga morgenochtend naar de Farao. Hij zal naar het water gaan. Wacht op hem aan de kant van de rivier. Houd de staf die in een slang veranderd is geweest, in je hand.

16. Zeg dan tegen hem: 'De Heer, de God van de Hebreeën, heeft mij naar u toe gestuurd. Ik moet u zeggen: Laat mijn volk naar de woestijn gaan om Mij te dienen. Maar tot nu toe heeft u niet willen luisteren.

17. Zo zult u zien wie de Heer is: ik zal met deze staf op het water van de rivier slaan. Dan zal het water in bloed veranderen.